Ik verbaas mij er keer op keer weer over hoe hardnekkig de voor- en naoorlogse meningen over z.g. "oud water" stand houden. Daar zijn helemaal geen redenen meer voor. Vooral na de tweede wereldoorlog werd zeer intensief met bepaalde vissoorten gekweekt. De adepten van de "oud watertheorie" deden stukken langer over het grootbrengen van de nesten dan degenen die frequent, tot zéér frequent (zeg maar dagelijks!), water verversten. Het was dus duidelijk dat vissen en vooral jongbroed het heldere, verse water zeer op prijs stelden. Dit is een duidelijke imitatie van de natuurlijke omstandigheden want daar worden in de voortplantingsperiode ettelijke kubieke kilometers vers water aangevoerd. Had men zich in die periode gespiegeld aan de aquacultuur, de commerciële consumptieviskweek, dan had men gemerkt dat waterverversing daar de regel is.
Ik geloof niet dat de meeste uitbaters van dierenspeciaalzaken echt in de "oud watertheorie" geloven (hoewel ik er enkelen ken die dat nog wèl doen). Het is meer, denk ik, omdat ze vaak met klanten geconfronteerd worden die vissterfte melden kort na een waterwissel. De conclusie dat verversing de echte oorzaak is van de verliezen verkoopt blijkbaar beter. Alleen op de langen duur niet meer haalbaar en de echte oorzaken komen dan ook, vaak veel te laat, met andere problemen aan het licht.
Er zijn heel wat mensen die problemen ondervinden na waterverversing. Als we het nader beschouwen dan zijn er inderdaad risico's aan verbonden, maar ik zou die niet uit de weg gaan en daardoor minder water verversen, zoals U suggereerde. De problemen moeten integendeel gewoon vermeden worden zodat we de waterverversing zonder risico's kunnen uitvoeren. Het is daarom noodzakelijk dat we aandacht schenken aan die risicofactoren. Het zijn er vier:
1. het vissenbestand van aquaria is, meer dan vroeger, overbezet. Men heeft meer geld over voor de hobby en dat zal veeleer het visbestand ten goede komen. Men wil vissen zien. Zeker in de beginperiode zijn vele aquaria overbevolkt. De stress die daaruit voortvloeit is een belangrijke inductor voor overlijden. In feite is het zo dat vissen in een overbevolkt aquarium zullen blijven sterven tot de maximale capaciteit voor dat aquarium bereikt is. Dat is een natuurwet: zelfregulatie van populaties. Stress maakt de zwakste schakels het gevoeligst voor ziekten en vergiftigingen. Toch is het mogelijk de grenzen hier een beetje te verleggen;
2. er wordt meer gevoederd dan vroeger en dus meer dan noodzakelijk is. Dat maakt een overbelasting van het systeem mogelijk met alweer een risico voor een verhoogd ammoniak-aanbod. Dat is een reëel gevaar omdat de vissen bij een overbevolking ook gretiger zijn. Men concludeerde dan vaak dat ze nog honger hebben. Nu ben ik een fervent voorstander van "natuurlijk" voedsel zoals levende en diepgevroren insecten en kreeftachtigen. Dat blijft het ideale voer voor evenwichtige, niet overbevolkte populaties. Bij overbevolking echter heeft men baat bij het - matig - toedienen van een modern siervissenvoeder zoals granulaat of vlokken. Dit voor zover er op de verpakking vermeld is dat er immuniteitsactivatoren toegevoegd zijn in de vorm van glukanen en antioxidantia zoals vitamine E en C. De laatste in de vorm van ascorbinepalmitaat of -succinaat. Hou, zeker bij droogvoer, steeds de stelregel aan van 6 dagen voederen per week. Verder is het belangrijk dat U uw vissen ook eens een langere periode laat vasten! Dat is een normaal proces dat in alle natuurlijke populaties jaarlijks enkele malen optreedt (ja, eigenlijk ook bij de mens!). Vissen in een vijver eten tenslotte ook de hele winter niets. Een vastenperiode laat alles eens tot rust komen en zorgt er voor dat overschotten afgebroken worden zonder dat er nieuwe bijkomen. En waarom doen we dat niet in de vakantieperiode? Laat, liever dan het voederen aan een derde over te laten, de temperatuur in uw aquarium over enkele dagen een drietal graden dalen. Daardoor daalt ook het metabolisme van de vissen, maar het is ook een signaal dat hen vertelt dat er een periode van schaarste is aangebroken;
3. leidingwater is wereldwijd genormaliseerd en is bedoeld voor menselijke voeding. Het heeft een hogere pH en is op die waarde gebufferd door het toeleveringsbedrijf. Uitstekend drinkwater is nog geen uitstekend aquariumwater. Vooral de hoge pH zorgt voor een hoger ammoniakgevaar. Waterverversing met leidingwater met een hoge pH in een aquarium met een slecht functionerend filter (en dus een hoog ammoniumgehalte) zal onvermijdelijk voor stress en zelfs vissterfte zorgen. Door in dat geval het water een beetje aan te passen en vooral door de hoge pH in te stellen rond 6,8 à 7,2 kunnen we een gedeelte van de stress milderen. Het is dus niet het water maar het filter dat voor de problemen zorgt! Bij overbevolking (punt 1) en bij overvoedering (punt 2) wordt dat probleem nog verscherpt omdat men de capaciteit van het filter overschrijdt. Het zijn deze twee factoren die gewoonlijk niet mee verteld worden bij opmerkingen in de dierenspeciaalzaak;
4. de mens is van nature een beetje lui. Hij zal de wet volgen van de minste krachtsinspanning. Wanneer dan iemand zegt dat U niet zoveel water moet verversen dan wordt dat stukken beter geloofd dan die andere die er steeds maar op hamert dat U zoveel mogelijk water moet verversen. Toch is waterverversing een must. De vissen die we houden leven meestal in beken en rivieren en daar wordt het water van minuut tot minuut ververst. Nitraat en fosfaatgehalte zijn dan ook steeds zeer laag. Bij overbevolking en overvoedering stijgen deze waarden zeer snel en oefenen dan een remmende werking uit op de groei van planten en vissen. Bovendien zal, bij een nitraatgehalte boven 120 mg/l, het bufferend vermogen van het aquariumwater "gekelderd" worden. In een in 1991 gepubliceerde Amerikaanse studie over gesloten aquacultuursystemen werden normen naar voren geschoven om met behulp van een computer de waterverversing te berekenen uitgaande van een dichtbevolkt systeem. In aquacultuur is dat heel belangrijk omdat daar dagelijks de hoeveelheid voeder wordt aangepast aan de groei van de jonge visjes. Dat is iets dat bij het kweken van siervissen hier zeker niet zo verfijnd wordt toegepast. In ieder geval kreeg men met deze studie vat op het ammoniumgehalte dat, zoals U weet, via nitriet naar nitraat wordt omgebouwd. En 100 mg ammonium wordt via het filter omgezet in 336 mg nitraat. Het computerprogramma stelde de onderzoekers in staat om de waterverversing efficiënt te regelen zodat het nitraat op een zelfde gehalte (4 à 5 mg/l) bleef. Bij het transponeren van deze gegevens naar het gesloten systeem dat we "aquarium" noemen, stuitte ik echter op problemen. De belangrijkste moeilijkheid is wel dat we eigenlijk weinig weten over de precieze samenstelling van het voedsel dat we de vissen verstrekken. De schaarse gegevens die ik hierover heb laten toch enkele belangrijke nabeschouwingen toe. Van de meeste vlokkenvoeders wordt beweerd dat ze 50 % proteïne of eiwit bevatten. Naar mijn gevoel een veel te hoog gehalte voor onderhoudsvoeding, maar eigenlijk een prima opgroeivoer. Artemia heeft zelfs nog een hoger proteïnegehalte (58 %) en is derhalve hét opfokvoer bij uitstek. Dat zal elke siervissenkweker U bevestigen. Ik zou het echter slechts met mondjesmaat geven aan volwassen vissen. Deze zou ik liever watervlooitjes geven. Het proteïnegehalte kan hier nogal variëren van soort tot soort. Daphnia pulex heeft slechts 3 % en Monia macrocopa 11% proteïne. Gaan we er even van uit dat 10% een gemiddelde is voor watervlooien, dan bereiken we in een schaars bevolkt aquarium reeds na 35 dagen de grens van 20 mg nitraat/liter en in een druk bevolkt aquarium reeds na 7 dagen. Bij droogvoer aan 50% eiwitgehalte bereiken we, in een arm bevolkt aquarium, de 20 mg/l-grens reeds na 7 dagen en, in een druk bevolkte, na amper 2 dagen. Dit allemaal op basis van een voederportie die 5% van het lichaamsgewicht van het vissenbestand uitmaakt. In een goed beplant aquarium, met goed groeiende planten komt dat allemaal nog wat beter uit omdat de planten zelf een groot deel van de stikstof opnemen. Het vermogen om dat te doen neemt echter snel af als we de 20 mg/l-grens van het nitraat overschrijden. Dáár ligt dus onherroepelijk de grens voor waterverversing. Het aantal milligram nitraat per liter dat we die overschrijden, zal de intensiteit van de waterwissel moeten aangeven. We hoeven echter geen nitraat te meten. De meetsetjes zijn zo onnauwkeurig dat, wanneer ze iets aanduiden, ze reeds boven die grens zitten. Beter is een soort routine in uw aquariumhobby te voorzien die heel eenvoudig een wekelijkse waterwissel voorziet, ook al vindt U dat gesleur met emmers nog zo'n klus.
Als slot wil ik U nog wel een handige tip geven. Wanneer U een bioblokfilter hebt, dan zit daar ook een dompelpompje in dat U geregeld moet schoonmaken. Wist U dat U die dompelpomp ook kunt gebruiken voor de waterverversing? U hoeft dan alleen maar een lange plasticslang aan te schaffen die van uw aquarium tot aan de gootsteen leidt. Die kleeft U daarin vast met een goede zuignap. De dompelpomp kleeft U met zuignapjes vast op de voorruit (die worden er bij geleverd maar meestal niet gebruikt in een bioblok) met de aanzuigbuis naar onder tot op het niveau dat U wilt verversen. U koppelt de pomp aan de slang en uw aquarium wordt zonder moeite leeggepompt. Daarna draait U het hele systeem om, dompelpomp in de gootsteen, slang tegen de voorruit (naar links of rechts, niet naar beneden!), laat de spoelbak vol water lopen en op dezelfde wijze loopt uw aquarium terug vol. Proberen maar en... zonder veel moeite!
Literatuur:
KAISER G.E., WHEATON F.W. & WORTMAN B. - 1991 - Automated Water Quality Analysis and Control - Fisheries Bioengineering Symposium 10:507-515 - Betsheda, Maryland USA. |