Vist BBAT

Maandblad voor de aquarium-, terrarium- en vijverliefhebber
Visit BBAT
(Ga terug met de knop "Vorige")
Publicatie
Jaargang 51/07:192
Onderwerp Inheemse slangen
Men vraagt ons wat ...
Geachte A.W.-redactie.
Ik volg met belangstelling de rubriek "Men vraagt ons wat..." in Aquariumwereld. In het januari-nummer las ik het boeiende relaas over de "Retarding Factor". Ik moet bekennen dat ik daar nog nooit over gehoord had. In uw inleiding trof me evenwel een uitspraak waarvan ik vermoed dat ze fout is of misschien gewoonweg een vergissing. U schrijft nl.: "
Overigens is dat volgens mij de reden waarom in Famenne en Ardennes de amfibieënpopulaties nog vrij gezond zijn. Ze worden behoorlijk bejaagd door allerlei predators waaronder de daar nog algemeen voorkomende vissende slangen: de ringslang (Natrix natrix) en de gladde slang (Coronella austriaca)."
Ik ben reeds ruim 20 jaar terrariumliefhebber en ik heb speciaal mijn aanzienlijke slangenliteratuur erop nagekeken maar daar is nergens ook maar de geringste aanwijzing dat
Coronella austriaca een vis- laat staan amfibieëneter zou zijn. Heb ik het juist dat dit een vergissing van uwentwege is?
K.D. - Ertvelde

Je hebt het juist! Tenminste, dat er in de literatuur nergens melding gemaakt wordt over de visetende gewoonte van de gladde slang (Coronella austriaca LAURENTI, 1768). Die bewering steunt op persoonlijke waarnemingen. Zo vreemd is dat overigens niet. In dezelfde terrarium- en herpetologische literatuur vinden we van de vuursalamander dat hij slechts naaktslakken en regenwormen eet, tot een Duitse studie in 1975 aantoonde dat hij álles eet wat hem voor de bek komt en niet te klein is: spinnen; sprinkhanen; kevers; duizendpoten en ja, óók slakken en regenwormen. Dat heb ik overigens reeds in jaargang 37 van Aquariumwereld geschreven (1984 - blz. 200). Het probleem met dergelijke hardnekkige waarheden (dogma's) is, dat de dieren de boeken, waarin zoveel onzin over hen geschreven wordt, zelf nooit lezen. En wij, mensen, wel. Dat heeft me nooit belet een en ander in vraag te stellen. Laten we echter bij het begin beginnen.
Ik zou die persoonlijke waarnemingen reeds eerder gepubliceerd hebben als deze slangen nog in terraria gehouden mochten worden. Ergens in de jaren 70 kwamen ze echter op de lijst van de, in Vlaanderen, beschermde soorten te staan. Toch is het een boeiend dier dat, in België, als minst gekende slang, zeker wat meer aandacht verdient.
Mijn ervaring met deze dieren gaat ruim veertig jaar terug! Toen ik elf jaar was werden mijn jongere broer en ik voor veertien heerlijke dagen naar het hartje van de Ardennen verbannen, op schoolkamp. Mijn belangstelling voor het herpetologisch gebeuren had zich, met het jaarlijks uitkweken van kikkerdril, reeds eerder gemanifesteerd. U kunt zich dus voorstellen hoe ik me voelde toen we gedropt werden in dat paradijs vol slangen, hagedissen en kikkers. Een toelichting over die dieren vragen aan de begeleidende leraars of de autochtonen was onbegon­nen werk. Het enige dat ze wisten was dat adders levensgevaarlijk waren. Samen met een vriendje vormden we een typisch "clubje" dat smalend door onze sportliefhebbende medeleerlingen (toen kon je daar nog op straat voetballen!) "de slangenvangers" genoemd werd.
In dat groepje had iedereen zijn specialiteit. Ik zorgde voor de waarneming van de reptielen en amfibieën - iets waar ik nu nóg goed in ben - en de twee anderen verschalkten ze. Snel leerden we dat slangen en hagedissen steeds de zuidflanken van hellingen bewonen. Het beste was dus zo'n helling ergens in het midden te bewandelen want - dat hadden we ook snel door - die dieren vluchten zodra je te dicht in hun buurt komt (ze hebben je dan al langer in de gaten). Dat vluchten echter doen ze steeds naar beneden! Geen enkele slang of hagedis heb ik ooit naar boven zien vluchten, dat zou overigens hun dood betekenen. Het vraagt meer energie en ze komen op die manier zeker binnen het bereik van de predator. Bij het naar beneden vluchten hebben ze de zwaartekracht mee en de snelheid die ze kunnen ontwikkelen is dan enorm. Onder aan een helling is dikwijls een beekje en het is de veiligheid van de waterloop die de slangen op die manier proberen te bereiken. De eerste slangen die we zagen waren allemaal gladde slangen, later zagen we ook ringslangen, Natrix natrix (LINNAEUS, 1758). Ze leefden in dezelfde biotoop, naast elkaar om zo te zeggen. Ook dat staat nergens in de boeken! Allemaal vertoonden ze hetzelfde vluchtgedrag, en dan, plons, de Ourthe in. De densiteit van die slangen was gewoonweg fantastisch. De wegen waren toentertijd afgezet met stapelmuurtjes die uit leisteen waren opgebouwd. Op die manier boden ze heel wat dekking aan allerlei hagedissen maar ook aan hun voedsel en natuurlijk ook aan de gladde slangen die we daar dagelijks aantroffen. Toen ik daar jaren later nog eens terug kwam, waren de slangen en de hagedissen zo goed als verdwenen. De stenen stapelmuurtjes ook. Men had die pittoreske landschapselementen weggehaald en vervangen door betonnen goten en weringen. De toestand van het wegennet verbeteren heette dat. Ik kan me levendig voorstellen wat een slachting het afbreken van die muurtjes heeft veroorzaakt onder die dieren. Even met de bulldozer opscheppen en dan, hop, het ravijn in. En dan heeft men de terrariumliefhebbers maar de schuld gegeven van het verdwijnen van de herpetofauna van ons land en heeft men een wet gemaakt die hen verbiedt die dieren nog te verzorgen.
Onkundig van die wet heb ik in die periode nog lange tijd een ringslang en een gladde slang samen gehouden in een terrarium. De foto's bij deze "Men vraagt" zijn van dat terrarium. Natuurlijk had ik óók alle boeken gelezen en daar stond duidelijk in dat de gladde slang een hagedis- en slangeneter was, maar dat ze soms ook wel kleine knaagdieren at. Toen ik een portie goudwindes in mijn terrariumvijvertje dropte om de ringslang te voederen vond ik dat ze steeds bijzonder snel verdwenen. Ik merkte ook dat de gladde slang altijd mee op de eerste rij zat. Toen ik daar een paar foto's van wilde nemen was ik bijzonder verrast. De gladde slang zat aan de rand van het vijvertje de hals in een typische S-vorm gebogen. Ze viseerde duidelijk één van de goudwindes, sloeg uit en had in enkele seconden de vis naar binnen gespeeld. De ringslang had een totaal andere manier van vissen. Niet zo efficiënt. Ze viseerde nogal slordig een visje en plonsde dan met opengesperde bek het water in en bleef daar wat rondzwemmen tot de windes het zo op hun heupen kregen dat ze tenslotte de bek binnen zwommen. Heel frappant dat verschil in efficiëntie. Het is misschien daarom dat dit gedrag bij de gladde slang onopgemerkt is gebleven. Nu, niet helemaal. Ik heb ooit eens in "Litteratura Serpentianum" (maar ik weet echt niet meer in welk nummer) een kort bericht gelezen van iemand die dat ook een keer had gezien. Het hele geval werd daar veeleer beschouwd als een uitzondering. Ik heb die slang nog jaren gehouden, op hetzelfde dieet, en ik ben er van overtuigd dat het géén uitzondering is. Tenslotte is die gladde slang toch gestorven. Zonder enig uitwendig zichtbaar letsel. Met wat ik nu weet over voeding van reptielen lijkt het mij dat dit voedingspatroon te éénzijdig was. Coronella austriaca is een alleseter maar hij moet dan ook alles te eten krijgen. Elk dier heeft voor de vertering van zijn voedsel de enzymen in zijn maag- en darmsysteem meegekregen om dat te verteren waarvoor de natuur hem geprogram­meerd heeft. Bij de gladde slang zijn dat: hagedissen; insecten; regenwormen; vissen; kikkers; kikkervisjes; muizen en misschien nog wat dingen waar ik geen weet van heb en die dus ook niet in de boeken staan.

Literatuur:
FACHBACH G., KOLLOSSA I. & ORTNER A. - 1975 - Zur Ernährungsbiologie von Salamandra s. salamandra und Salamandra atra (Caudata, Salamandridae) - Salamandra 11(3/4)136-144 - Frankfurt/Main.
VAN EIJK Ch. - 1972 - Een juveniel exemplaar van de gladde slang (Coronella austriaca) at insecten - Lacerta 30:163-164.


De gladde slang, Coronella austriaca, is de minst gekende slang in ons land. In de Ardennen en Famenne komt ze nog veelvuldig voor. Ze is levendbarend en kan tot 70 cm lang worden.

De ringslang, Natrix natrix, is de grootste Belgische slang. Ze kan een lengte van 1,2 meter bereiken en is ei-leggend.

30 tot 40 jaar geleden waren alle wegen in de Ardennen afgeboord met dergelijke stapelmuurtjes. Ze vormden de wijkplaats voor talloze hagedissen en slangen.Nu zijn de wegen daar "verbeterd". Dat wil zeggen aangepast aan het snellere en drukkere verkeer. En de hagedissen en slangen zijn naar het achterland verdrongen. We vinden ze daar nog op zonnige puinhellingen langs paden of in oude steengroeven.