Een korte vraag met een lang antwoord.
Toen ik acht jaar geleden de voorstellingen van mijn voordracht "(Bijna) alles over Algen" stopzette, was dat grotendeels gemotiveerd door het onbehaaglijke gevoel dat ik mijn publiek te veel halve waarheden voorschotelde. Ik stond niet helemaal meer achter de inhoud en ik wou tegelijkertijd, na een dertigtal voorstellingen, ook de vorm wat veranderen, en… ook ik had problemen met algen. Niet met blauwwieren natuurlijk – deze zijn altijd vrij gemakkelijk weg te krijgen omdat ze aan fouten in de stikstofhuishouding gekoppeld zijn – maar wel met baardalgen. Niet dat ik ze zelf ooit in mijn aquaria zag verschijnen. Of toch. Eén keer. Ooit kreeg ik van iemand een oud "frame-aquarium" dat met een of ander gesinterd materiaal gevuld was. Voedingsbodem, zoals ik later vernam. Daar ik het aquarium als plantenkweekbak wou gebruiken lummelde ik eerst wat met die "heerlijk luchtige" bodem. Al snel vond ik het vervelend spul. Planten wortelden nooit fatsoenlijk en als ze dan uiteindelijk een beetje vast zaten bleef dat gesinterd materiaal er als het ware aan vastkleven. De haarworteltjes hadden zich er echt in vastgezogen. Bovendien kwamen er algen op de planten maar het verband met die bodem merkte ik niet dadelijk. Al snel werd het aquarium leeg gemaakt en werd de bodem vervangen door mijn gebruikelijke rijn- of maaszand: een mengeling van alle mogelijke korrelgrootten tussen 0,5 en 8 mm. De algen op de planten verdwenen weer maar omdat alles goed ging, sloeg ik daar geen acht op.
Tengevolge bovengenoemde voordracht werd ik bij tijden bedacht met planten die overwoekerd waren met baardalgcomplex. Deze werden in mijn aquaria geplaatst. Ik wou ze eigenlijk fotograferen, doch toen ik dat een week later of zo wou doen bleken de algen steeds verdwenen te zijn. Gewoon weg!
Oorspronkelijk zocht ik naar vitale verschillen in de watersamenstelling. Ik controleerde de gehaltes aan sporenelementen maar constructieve gegevens leverden die analyses niet op. Ook een duidelijke relatie met de nitraat- en fosfaatgehaltes – volgens de literatuur dé algenvoedingsstoffen bij uitstek – bleek niet te bestaan. Uiteindelijk bleek de bodemstructuur het enige vitale verschil te zijn. Enkele testen om dat te bewijzen werden snel uitgevoerd. Ik installeerde een aquarium met een gekalibreerde bodembedekking en één met een gesinterde bodembedekking en daarin werden planten met algen enkele malen over en weer gezet. In de gemengde bodem verdwenen de algen steeds als sneeuw voor de zon.
De gekalibreerde bodems sijpelden in de jaren zeventig in de aquariumbusiness binnen en werden als "luchtige bodem" gepromoot. Het heette dat ze "beter" waren dan andere bodems omdat aërobe bacteriën volop hierin hun activiteiten konden ontplooien. Een halve waarheid, want die gaat natuurlijk slechts op als we ze vergelijken met een bodem met fijn zand. Als die dichtslaat ontstaat er zwavelwaterstof, zoals we in het vorige nummer ook reeds aantoonden. Toch kunnen deze gekalibreerde bodems het inzake biologische activiteit niet halen tegenover de gemengde bodems. Toen ik de proef op de som genomen had, heb ik bij het geheel een sluitende theorie bedacht die ook door waarnemingen in de natuur bevestigd werd. De stelling is eigenlijk heel eenvoudig: in de natuur bestaan geen bodembedekkingen uit gekalibreerd zand, noch uit gesinterd materiaal. Hierna volgt nu de uitwerking van deze stelling.
Laten we even systematisch weergeven wat er gebeurt in een bodembedekking die slechts uit één enkele korrelgrootte bestaat:
OOOO de diameter van de korrels is ± 4 mm
OOOO de oppervlakte is ± 51 mm2 per korrel
OOOO er zijn ongeveer 10 korrels in één cm3
OOOO dus een opp. van 510 mm2 per cm3
OOOOOOO de diameter van de korrels is ± 1 mm
OOOOOOO de oppervlakte is ± 3 mm2 per korrel
OOOOOOO er zijn ongev. 1730 korrels in één cm3
OOOOOOO dus een opp. van 5190 mm2 per cm3
Bij een grote korreldiameter (b.v. 4 mm) is er veel ruimte tussen de korrels. De bodem is daardoor rijk aan zuurstof maar de totale oppervlakte die het substraat biedt om bacteriën te laten koloniseren is gering. Bij een kleine korrelgrootte (b.v. 1 mm) daarentegen is de beschikbare oppervlakte veel groter (ongeveer 10x!), maar er is weinig plaats tussen de korrels. Een ideaal milieu voor bacteriën die zonder zuurstof (anaëroob) functioneren. Tussen de grotere korrels vinden we dan weer de ideale omstandigheden voor bacteriën die zuurstof nodig hebben (aëroob) voor hun assimilatie. Beide processen vinden in de natuur gelijktijdig plaats. De structuur van een door de natuur gestructureerde bodem ziet er dan ook als volgt uit:
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
Dat profiel vinden we b.v. terug in de bedding van de Ourthe en andere rivieren in hoog België. In de bovenste zone spelen zich de aërobe, en in de onderste zone de anaërobe processen af. Op die manier vervult de bodem een actieve dynamische en biologische functie. Door de aquariumbodem te reduceren tot slechts één korrelgrootte worden deze principes totaal genegeerd. Er is alleen aërobe afbraak mogelijk met een steeds stijgend nitraatgehalte tot gevolg. Voegen we er bovendien nog een voedingsbodem aan toe die, principieel, ook aan nitraatafbraak doet, dan wordt dat anaërobe proces temidden van een aëroob milieu gerealiseerd. Deze onnatuurlijke situatie zorgt voor een explosie van het baardalgcomplex. Omdat er drie algensoorten betrokken zijn in dat soortencomplex hebben chemische algonderdrukkers nooit behoorlijk succes. Het elimineren van deze onnatuurlijke situatie is daarom een prioriteit. Alleen wanneer er voedingsbodem gebruikt werd is het beter de gehele bodembedekking te vervangen door zand en grind van verschillende korrelgrootten (van 0,5 tot 8 mm). Is er alleen een gekalibreerde bodem gebruikt dan volstaat het om de drie weken een laagje van maximaal 10 mm grind/zand van de ontbrekende korrelgrootten bovenop uw bestaande bodem te leggen. Binnen een periode van ± 25 dagen zal dit materiaal zichzelf op de juiste plaats in de natuurlijke structuur geplaatst hebben.
1ste dag
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
15de dag
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
25ste dag
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
Gekalibreerde bodem met een korrelgrootte van 3-4 mm werd in de 70-er jaren gepromoot als onontbeerlijk voor een goede plantengroei.
(Foto: Peter de Batist) |
Het levendbarende puntslakje Melanoides tuberculata houdt de fijnste bodemlagen "open".
(Foto: Peter de Batist) |
Dit is een biodynamisch proces dat in de natuur in rivieren voortdurend plaatsvindt in alle heterogeen samengestelde kiezel/zand/grindbodems. U kunt de bodem ook zelf mengen of meteen in lagen aanbrengen maar wij geven er de voorkeur aan dat natuurlijke proces door uw aquariumbodem zelf te laten uitvoeren. Tijdens de migratie van de kleine korrels naar het diepste punt wordt er, net als in de natuur, ook allerlei organisch materiaal meegesleept.
Indien u schrik hebt dat de aquariumbodem, of tenminste de onderste laag, toch zou dichtslibben (een vraag die me reeds honderden malen gesteld werd), hierover nog het volgende:
- het is in deze laag dat de haarwortels van de planten binnendringen om een plant goed te verankeren (ook in de natuur!). Iets wat ze in een gekalibreerde bodem niet kunnen.
- zorg voor levendbarende puntslakjes (Melanoiodes tuberculata). Zij houden de bodem open en begrazen bovendien de bodemblauwieren en kiezelwieren.
Was het verschijnsel "baardalgcomplex" dan vroeger ongekend? Ja! Daar zijn duidelijke bewijzen voor aan te voeren. Om te beginnen worden deze algen in de literatuur ouder dan 1970 nagenoeg nooit genoemd. Het mooiste bewijs vinden we echter in de plantenboeken van Prof. Dr H.A.C. de Wit. De ouderen onder ons herinneren zich misschien nog dat die oorspronkelijk in 2 delen verschenen, nml. de delen 5 en 6 van de beroemde reeks "Het Handboek voor de Aquariumliefhebber". In die boeken staat nergens een datum, maar aan de vormgeving en de druktechniek te oordelen moet dat ergens in de jaren vijftig uitgegeven zijn. In het eerste deel van deze boeken is een 24-paginas tellend hoofdstuk opgenomen over "De Algen of Wieren in het Aquarium", geschreven door ene A. van der Werff. Naast de gebruikelijk onheilsberichten en raadgevingen over "blauwe alg", een toentertijd volslagen onbegrepen verschijnsel, worden volgens deze meneer de meeste algen geïntroduceerd via slootvoer en nieuwe aanwinsten. De opsomming en tekeningetjes behandelen tenminste een groot aantal soorten die frequent in sloot en plas aangetroffen worden en die volgens mij slechts zelden tot probleemgroei zullen leiden.
Het mooiste is echter dat de algen van het hele baardalgcomplex nergens genoemd worden. Over de roodwieren vertelt A. van der Werff dat ze uitsluitend in zee-aquaria aangetroffen kunnen worden. Dit hoofdstuk bewijst dus onrechtstreeks, maar ook ondubbelzinnig, dat het baardalgcomplex een redelijk recent verschijnsel is. In latere versies van "Aquariumplanten" wordt de naam "van der Werff" niet meer genoemd. Prof. de Wit heeft de gegevens van dit hoofdstuk samengevat en wat aangevuld met eigen waarnemingen. Blijkbaar heeft hij nooit gekalibreerde of andere bodems gebruikt want ook hier worden de baardalgcomplex-algen nergens vernoemd. De namen die A. van der Werff opsomde zijn wel weerhouden, zij het dan met een aantal fouten, die te wijten zijn aan het feit dat deze eminente plantkundige geen algenkundige was.
Ik hoop uw vraagje hiermee ruimschoots beantwoord te hebben. |