Vist BBAT

Maandblad voor de aquarium-, terrarium- en vijverliefhebber
Visit BBAT
(Ga terug met de knop "Vorige")
Publicatie
Jaargang 54/06:162
Onderwerp Voedseldieren - micro-aaltjes
Men vraagt ons wat ...
 
Geachte redactie,
Ik heb ooit ergens in een tijdschriftartikel over regenboogvissen gelezen dat de larfjes van dit soort vissen enorm klein zijn en dat micro-aaltjes-, azijnaaltjes, of microwormpjes zoals ze soms ook genoemd worden - en die stukken kleiner zijn dan pas uitgekomen
Artemia-naupliën - het ideale voer zouden zijn voor dit soort kleine larfjes. Toen ik daar enkele boekjes over voedseldieren voor aquaria uit de clubbibliotheek op nasloeg, kwam ik merkwaardig genoeg aan verschillende wetenschappelijke namen (Anguillula aceti, Anguillula silusiae, Turbatrix aceti) voor - ogenschijnlijk toch - hetzelfde beestje.
Zijn dat nu allemaal synoniemen van elkaar of gaat het werkelijk om verschillende wormpjessoorten? En wat is het verschil met grindal die toch ook vaak als "microworm" bestempeld wordt.
Ten slotte, hoe kweek je die beestjes het beste?
PvdW - Schoten
 
In onze liefhebberij worden 2 vrijlevende nematoden als voedseldier gebruikt en gekweekt. Het kweken is een noodzaak omdat het in de praktijk onmogelijk is gebleken voederklare porties in de dierenspeciaalzaak te verdelen. De kosten/baten balans van dergelijke onderneming is zeer ongunstig. Een kweekaanzetje van beide nematoden is in sommige winkels wel te bemachtigen en wellicht is er iemand in uw vereniging die ze ook kweekt.
Wetenschappelijke namen van deze diertjes worden gewoonlijk van anderen overgeschreven. De schrijver van dergelijk artikel is meestal reeds blij dat hij/zij een naam gevonden heeft en heeft verder noch de ambitie noch de mogelijkheden om die naam te verifiëren. Komt daar bovenop dat zowel micro- als azijnaaltjes ook nog vaak met de grindal-enchytree - Enchytraea buchholzi VEJDOVSKY, 1879 verward worden. Toch moet, wat deze laatste betreft, het bekijken met een goed vergrootglas alle verwarring kunnen uitsluiten. Micro- en azijnaaltjes zijn glad en hoogstens 2 mm lang (meestal minder) en grindal-enchytreeën zijn niet glad maar geleed en minimaal 1 mm lang en maximaal 8 mm. De gemiddelde lengte bedraagt 6 mm.
Het micro-aaltje wordt vaak als een Anguillula-soort aangeduid maar de correcte wetenschappelijke naam is Panagrellus redivivus (LINNAEUS, 1767). Er zijn 2 courante kweekmethodes voor dit wormpje. De eerste is vrij productief en bestaat uit een zeer dun gekookt havermoutbrijtje met enkele druppels azijn erin vermengd. Dat kan ook door een 6- of 7-granen kindermeel-mengeling vervangen worden. Daarin doet u een entportie en laat er een stukje hout in drijven. Dat laatste is belangrijk. Zonder dit stukje hout valt de kweek sneller uit. Een milliliter van een goedlopende kweek zal met deze methode tot 130000 aaltjes-individuen kunnen bevatten! Een vervelend bijverschijnsel bij die methode is evenwel de geuroverlast. Kweken in de huiskamer op deze manier zal niet erg op het enthousiasme van de huisgenoten kunnen rekenen tenzij, door een erfelijke en chronische sinusitis b.v., het reukapparaat van uw gezinsleden min of meer permanent in behoeftige toestand verkeert. Verder moet om de 2 tot 3 weken de kweek opnieuw opgezet worden, maar omdat men dat voedseldiertje vaak alleen aanspreekt wanneer er larfjes te voeden zijn, wordt die discipline nogal eens overgeslagen waardoor de kweek ten slotte volledig uitdroogt of - erger nog - door fruitvliegjes wordt overgenomen. Ik spreek dienaangaande overigens uit ervaring.
Dat is de reden waarom ik voor een duurzamere bewaring van dit aaltje een andere - zij het tragere - kweekmethode prefereer. Hierbij vullen we een potje van 1 l inhoud met een goed uitgeloogde portie koffiedik. Daar gieten we dan een half flesje gewone pils bij (de andere helft drink je zelf uit!) en ten slotte een entportie. Deze methode is prima voor de wat luiere aquariumliefhebber en heeft het voordeel dat de geuroverlast nagenoeg verwaarloosbaar is. Toch moet ook hier om de 6 maanden de kweek terug gestart worden.
Het oogsten van de wormpjes voor het voeren is misschien wel heel makkelijk bij methode 1 - ze kunnen gewoon weggeschraapt worden met een mesje of een penseeltje - maar minder logisch bij methode 2 waar die wormpjes logeren in een onbepaalde massa koffiedik. Toch kan hier met een Artemia-zeefje gemakkelijk het koffiedik van de aaltjes gescheiden worden. Best doet men een flinke schep koffiedik in een zeefje, men laat het bier terug in het potje lopen en zet dan het zeefje in een schaaltje met 5 mm water. De aaltjes zwemmen door het zeefje en worden dan met water en al in het aquarium gegoten. Het koffiedik gaat terug in de kweekpot. Dat kan omdat de diameter van de 1 tot 2 mm lange micro-aaltjes amper 0,06 mm is. De gaatjes van een Artemia-zeefje meten 0,12 mm (dergelijk zeefje heeft 5 draden per mm) en dat is voldoende om de Artemia-naupliën die 0,5 mm "groot" zijn tegen te houden.
Het tweede aaltje, het "echte" azijnaaltje - Turbatrix aceti (MÜLLER,1786) - is nog eenvoudiger te kweken. In een literbokaal wordt 300 ml ciderazijn (te vinden in Maxi GB en Delhaize supermarkten) met 300 ml water versneden. Doe daar dan een klontje suiker bij, enkele schijfjes appel en de entportie. Ik heb zo een kweek in goede conditie gehouden gedurende meer dan 6 jaar mits af en toe wat azijn en water bij te voegen en 2x per jaar enkele stukjes appel. Het nadeel van deze methode is de problematische oogst die voornamelijk te wijten is aan de zeer kleine afmetingen van dit wormpje. De grootste afmetingen zijn 1,3 x 0,04 mm. Aangezien ze in een (zeer zure) vloeistof vertoeven, raden wij af ze met kweekvloeistof en al in het aquarium te gieten. Wie daar echter toch de voorkeur aan geeft kan dan best een gelijke hoeveelheid KH-plus toevoegen om mogelijke verzuring te neutraliseren. Een klassiek Artemia-zeefje is onbruikbaar en ook de Sonya-koffiefilters in nylon die overal in supermarkten te vinden zijn en die vaak als Artemia-zeefje aangewend worden, laten het merendeel van de azijnaaltjes door. Die koffiefilters hebben slechts 3 draden per mm maar het zijn vrij brede draden die uit allerlei vezels bestaan. Dat maakt dat de openingen 0,06 x 0,1 mm zijn. Iets langwerpiger dus en net iets te groot om de aaltjes succesvol tegen te houden. Om toch enigszins productief te kunnen oogsten heb ik zelf een zeefje gemaakt van nog fijner gaas. Ik maakte hiervoor gebruik van zeefdrukdoek en wel in de kwaliteit die geschikt is om op papier te drukken. Dat weefsel telt 13 draden per mm en heeft openingetjes van 0,035 mm. Zo'n stukje kan dan gekleefd en opgespannen worden in een oud voederringetje of op de bodem van een koffiefiltertje waaruit de filterpapiertjes en het koffiedik verwijderd werden. Met een pipetje wordt een hoeveelheid azijn door het zeefje gegoten. De azijn die er doorloopt wordt terug opgevangen en gaat dus terug in de kweek. Samen met de jonge wormpjes overigens, die nog eerst wat mogen groeien. Zeefdrukdoek is niet zo direct in de handel voor particulieren, maar een zeefdrukker bij u in de buurt zal hier en daar wel een oude zeef hebben staan waarvan hij enkele cm2 kan missen. Het vastlij-men van het zeefdrukdoek werd met gewone montagekit gedaan.
Ik hoop dat deze enkele raadgevingen u over dit onderwerp voldoende geïnformeerd hebben.
Veel succes.


Panagrellus redivivus
(Linnaeus, 1767),
het micro-aaltje onder de microscoop.


Enchytraeus bucholzi
Vejdovski, 1879,
de grindal-enchytrae is duidelijk herkenbaar aan de diverse geledingen.
(Foto's: Peter de Batist)

 

Een kweekdoosje met micro-aaltjes. De aaltjes kunnen met een mesje of penseeltje van de randen en deksel geoogst worden. (Foto: Peter de Batist)
 

Een zeefje gemaakt van zeefdrukdoek voor het succesvol isoleren van azijnaaltjes.

De tekening toont het uitzeven van azijnaaltjes.
(Foto en tekening: Peter de Batist)