Men
vraagt ons wat ... |
|
Geachte Heer de Batist,
Ik koop regelmatig tebo-wormen in mijn hengelsportwinkel.
Hoewel ze duur zijn is het toch ruimschoots de moeite waard. Zowel
voor het hengelen als voor de grote hagedissen (Ctenosaura similis
- zwarte leguaan) die ik in mijn terrarium verzorg. Vroeger kocht
ik ze in een dierenspeciaalzaak, maar daar zijn ze eigenlijk wat duurder.
Voor zover ik het begrepen heb zijn die wormen de larven
van een insect. Noch in de dierenspeciaalzaak, noch in de hengelsportwinkel
bleek men mij nadere inlichtingen over deze dieren te kunnen bezorgen.
Zelfs niet om welk insect het uiteindelijk zou gaan. Persoonlijk gok
ik op een kever. Ze lijken namelijk sterk op de larven van boktorren
die ik vroeger al eens uit hout peuterde om mee te hengelen (ook prima
beet overigens!).
Nu veronderstel ik ook dat die ergens gekweekt worden. Ik kan me namelijk
niet voorstellen dat ze in de natuur gevangen worden. Over het kweken
is trouwens in de hele terrariumliteratuur niets te vinden. Zelfs
in tijdschriften wordt er in alle talen over gezwegen.
Weet u soms iets meer over die bewuste tebo-wormen? Ook
over het kweken ervan? Gezien de prijs die men moet neertellen lijkt
het mij een uiterst lucratieve onderneming. Dank bij voorbaat.
J.M. - Mechelen |
|
Tebo-wormen
(foto 1) zijn inderdaad de larven van een insect. Ze zijn nu ruim
15 jaar op de Europese markt verkrijgbaar en als voorzitter van de
Werkgroep Voedseldieren (*) was mijn interesse bij de eerste import
reeds gewekt. Die werd bovendien nog gevoed door de handelaar die
mij prompt een hele doos cadeau deed, met als tegenprestatie dat hij,
en hij alleen, het geheim van het kweken zou kennen, moesten we erin
slagen om dit te ontsluieren. We hadden geluk met die ene doos. Het
vervoerdocument kleefde eraan en daarop stond de Latijnse naam van
deze dieren: Chilecomadia moorii. Land van herkomst: Chili.
De larven werden onder de werkgroepleden verdeeld en er werd afgesproken
dat iedereen andere pistes zou volgen om zo snel mogelijk tot resultaten
te komen.
In tegenstelling met uw veronderstelling wisten wij onmiddellijk dat
het om de larve van een vlinder ging. Het verschil met keverlarven
is zeer eenvoudig: vlinderlarven hebben allemaal spinklieren en keverlarven
nooit. Je merkt dat meteen aan het substraat waarin ze verkocht worden
(gewoonlijk tarwezemelen). Dat is met fijne zijde aan elkaar gesponnen
tot een soort dekentje. De larven graven zich hierin in als ze willen
vervellen. Het feit dat ze enigszins op boktorren lijken, verried
ons wel dat het boorders waren. De typische vooruitgerichte
kaken dienen om een gang te boren in plantaardig weefsel zoals hout,
stengels, bladeren. Wij gokten op de vlinderfamilie van de Cossidae.
De wilgenhoutrups, een 7 cm lang wordende, enigszins zuur ruikende,
roodachtige rups die in dode wilgen leeft, behoort tot die familie.
We rekenden er dus een beetje op dat het vlindertje dat uit deze larven
zou verpoppen dus net als de wilgenhoutvlinder (Cossus cossus)
zilvergrijs zou zijn. De werkgroepleden waren enthousiast begonnen
de larven aan diverse groenten, vruchten en andere substraten te onderwerpen,
teneinde hun voorkeuren af te lijnen. Pogingen die zeer weinig resultaten
scoorden. De meeste gewassen of diëten werden door de rupsen
blijkbaar allemaal beschouwd om in leven te blijven en niet om te
groeien. Bovendien reageerden ze er soms zeer slecht op. Een aardappel
b.v. (foto 2) werd aangevreten en enkele dagen later waren de rupsen
dood. Stierven ze aan de substan-tie zelf of aan de resten van pesticiden?
We weten het niet. Zo werd er maar wat aangemodderd en groei noch
verpopping kon doelgericht uitgelokt worden. Toch lukte het één
van ons om in de winter van 1988 eindelijk 1 vlindertje te verkrijgen.
|
Foto 1
Tebo-larven Chilecomadia moorii zijn 20 à 25 mm lang.
(Foto P. de Batist)
Foto 2
Een aardappel aangevreten door tebos. Daarna gingen de larven
snel dood. Giftig of pesticiden? In ieder geval niet het juiste
voedsel voor een stengel-boorder.
|
Hiermee
en met de Latijnse naam, trok ik naar de sectie Entomologie van het
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurweten-schappen te Brussel.
Met de bedoeling na te gaan wat er van deze soort bekend was. Een
zoekactie die totaal niets opleverde. Zodat we eigenlijk geneigd waren
de naam als een fakenaam te beschouwen die uitsluitend
bedacht werd om de exporten te vereenvoudi-gen.
Het feit dat we het vlindertje verkregen hadden in de winter bracht
ons op het idee om de temperatuur als discriminatoire factor voor
het uitblijven van succes te beschouwen. Temeer daar proeven op hoge
temperaturen (24 - 28°C) prompt de dood tot gevolg had-den. Natuurlijk,
Chili is een land met ontzettende hoogteverschillen. Stel dat de kwekerij
in de Andes ligt, dan zijn ze van-zelfsprekend aan lagere optima geconditioneerd.
Met de rest van de larven ben ik dan naar Hugo Claessen getrokken
die des-tijds algemeen voorzitter was van Terra. Hij beschikte namelijk
over een klimaatkast waarmee hij temperaturen beneden kamer-temperatuur
kan aanhouden. Na enkele proeven werden hier ook enkele vlinders verkregen
bij een optimale temperatuur van 15-16°C. Temperaturen die we
soms in de winter gedurende een langere tijd, min of meer constant,
in huis kunnen hebben. Daar heeft U dan meteen al een verklaring waarom
er hier te lande niet mee kan gekweekt worden. Een andere reden is
(of was) onze onwe-tendheid met het correcte substraat. Op welke plant,
struik, of boom leggen die vlinders hun eitjes? Hoe moet je die plant
dan weer kweken? Of moesten we verder proeven doen met diverse kunstmatig
samengestelde substraten, in de hoop dat er één zou
aanslaan. Wat dat betreft hebben we suggesties om de schrale tarwezemelen
die als substraat gebruikt worden te vervangen door een rijkere samenstelling.
Daar mag dan beslist wat notenmeel inzitten. We hebben zowel met amandel-,
hazelnoot- als okkernootpoe-der goede resultaten geboekt. Er mag ook
een ietsje suiker in en de tarwezemelen kunnen dan vervangen worden
door Brinta-meel. Met dergelijke mengsels werd de levensduur in een
koelkast tot 6 à 8 maanden verlengd terwijl dat anders doorgaans
niet meer dan 2 maanden was.
Op dit punt stagneerden onze proefnemingen. Het volgende jaar kwamen
er berichten binnen als zouden deze larven door indianen geoogst worden
in de Hoge Andes. Met wat we toen ervaren hadden, konden we dat best
voor waar aannemen. Alhoewel het voor de meesten als een verhaaltje
werd afgedaan. Een poging om ons zand in de ogen te strooien zodat
we niet aan de kostbare kweekrecepten zouden geraken.
De volgende jaren werd minder aandacht aan het tebo-probleem
geschonken, tot ik in 1989 aan de voorbereidingen begon voor de 8ste
Entomorama-tentoonstelling die dat jaar aan de Wereld van de
Vlinders gewijd was. Als basis voor het wereldoverzicht gebruikte
ik de gegevens uit Synopsis of Living Organisms van Sybille
O. Parker. Daar kwam ik plotseling de naam Chilecomadia tegen.
Niet te geloven! Een boek dat ik al zowat 10 jaar in mijn bibliotheek
had staan bevatte meer gegevens over deze vlindertjes dan ik voor
mogelijk hield. De naam stond niet bij de Cossidae maar bij
de Dudgeonidae die echter wel samen met de Cossidae
in de superfamilie Cossoidea gegroepeerd werden. De Dudgeonidae
is in menig opzicht een merkwaardige familie. Er zijn slechts 10 soorten
bekend die op alle werelddelen m.u.v. Europa in slechts 4 genera thuishoren.
Dudgeona komt voor in Australië, Nieuw Guinea, Indië
en Sri Lanka. Pseudocossus woont in Madagaskar en Chilecomadia
en Rhizocossus in Chili. Enkel van Dudgeona was bekend dat
de larven boren in stengels van planten uit de familie van de Rubiaceae
of de sterbladigen. Zowat de bekendste (gekweekte) plant uit deze
familie is Coffea. Jawel, de koffieplant. Maar in die familie
zitten b.v. ook de walstroachtigen (Galium) en het lievevrouwebedstro
(Asperula odorata) Het blijft natuurlijk zoeken in een hooiberg
als je niet meteen de goede plant te pakken hebt. In de Rubiaceae
zijn er een vijftigtal plantengenera met ik weet niet hoeveel soorten.
In hetzelfde jaar berichtte Erik Vansteenkiste, die ondertussen de
Werkgroep Voedseldieren versterkte, dat hij bij de Benelux-importeur
die de tebos importeert een videofilmpje gezien had over het
oogsten hiervan door indianen in de Andes aan de boom-grens. Ze leven
inderdaad in een heester. De aangetaste takken worden overlangs opengesneden
en de larven eruitgehaald en verzameld. Zon verzamelreis duurt
5 tot 6 maanden en de indianen hebben dan genoeg geld verdiend om
hun familie een jaar in leven te houden. Immers na zes maanden verdwijnen
ze terug op oogstreis. Toch sterke dieren, als je bedenkt dat ze maanden
onderweg zijn, dan nog eens opgestuurd worden naar Amerika of Europa
en ook hier nog diverse maanden in leven blijven. Ik heb er geen idee
van hoe die hele handel zich ontwikkeld heeft, maar het zou me absoluut
niet verwonderen dat die larven al zeer lang bij deze indianen gekend
zijn als voedsel voor henzelf. Die hypothese bracht me ertoe ze ook
eens te proeven. Ze hebben rauw een typische smaak die
een beetje lijkt op de aromatische smaak van het, hier te lande, overal
groeiende plantje hondsdraf (Glechoma hederacea) maar iets
zachter. Heel wat mensen lusten ze niet graag zo, maar wel verwerkt
in een gerecht. gekookt of gebakken. Ter illustratie en ter afsluiting,
volgt hier dan nog een recept uit mijn insectenreceptenbundeltje om
met deze rupsen een heerlijk borrelhapje te bereiden. Alvast smakelijk.
Zoniet voor u, dan toch voor uw zwarte leguanen.
(*) De Werkgroep Voedseldieren is een onderdeel van Terra, Belgische
Vereniging voor Herpetologie vzw. |
|
ZAKOUSKIS MET TEBO-LARVEN
|
Ingrediënten :
- 12 zakouskis;
- een 30-tal diepgevroren tebo-larven;
- een halve avocado.
Benodigheden:
- een fijne keukenzeef;
- oven.
Bereidingsduur:
25 minuten, bakken inbegrepen.
|
Zakouski's met wasmotlarven zijn klassiekers
op onze insectenproefdemo's. Als ze verkrijgbaar zijn, dan worden
de wasmotlarven vervangen door tebo's of zelfs ermee vermengd.
De combinatie avocado/tebo is werkelijk tongstrelend!
|
Werkwijze:
De halve avocado pureren met behulp van de keukenzeef.
De diepgevroren rupsen mengen met de avocadopuree.
De zakouskis vullen en 12 minuten in de oven opwarmen.
De tebo-larven kunnen ook heel goed door wasmotrupsen of door buffalo-wormpjes
vervangen worden. De eerste hebben een zachte honingsmaak, de laatste
een fijne smaak van beukennootjes. |
|