Foto: W. Bleys
IDENTITEIT: orde: Actiniaria; familie: Actiniidae. | |||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1767, door C. Linnaeus, als Actina equina, in "Systema Naurae" 12 ed: 1088 | |||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Actinia mesembryanthemum, Priapus equinus | |||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Paardeanemoon | |||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm in diameter, ±7 cm hoog | |||||||||||||||||||||||||
- IJzersterk - Zeer eurytheme en euryhaliene soort - Voorzichtig met grote heremietkreeften en krabben |
HOUDBAARHEID: Uitstekend houdbaar in zeeaquaria met zowel koud als warm water. Door hun aanpassing aan een leven in de getijdenzone zijn ze bestand tegen enorme temperatuurwisselingen, waardoor ze bij permanent aanhoudende tropische temperaturen niet enkel overleven, maar zelfs tot grotere afmetingen uitgroeien dan men doorgaans in de natuur aantreft. Ze worden door de meeste aquariumbewoners met rust gelaten, enkel de grote heremietkreeft, Dardanus arrosor, eet ze op, terwijl de wolkrab, Dromía personata (vulgaris), ze vaak vernielt in zijn pogingen er zich de rug mee te bedekken. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
* De luchttemperatuur kan bij eb voor hogere temperaturen zorgen, regenwater voor lagere dichtheden | |||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Van pool tot evenaarszone, zowel in het noordelijk als het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan, Middellandse Zee, Kanaal en Noordzee. | |||||||||||||||||||||||||
In de getijdenzone | BIOTOOP: ln de getijdenzone op de rotsen vastgehecht, meestal in holtes en spleten of onder wieren. O.a. in de Oosterschelde soms vrij hoog boven de laagwaterlijn. Verdraagt zelfs een meerdaags verblijf uit het water en sterke uitdroging, grote temperatuurverschillen, zwakke (4) zowel als sterke (±60) zoutconcentraties. | ||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: Op een achterwand geplaatst kruipen ze meestal omhoog naar de waterlijn of ze verschuilen zich in holen en spleten, wat in de natuur hun normale standplaats is. Om ze meer in 't zicht te houden en gericht te kunnen voeren zet men ze best op een door zandbodem omringd vrij staand rotsje. Ze verplaatsen zich immers bijna nooit over zand. Zodra voedsel in 't water aanwezig is openen ze zich, anders zijn ze meestal gesloten tot een halve bol. De 24 blauwe blaasjes, langs de rand van de mondschijf buiten de tentakels geplaatst, bevatten geconcentreerde netelbatterijen om te nabij komende anemonen af te weren. | |||||||||||||||||||||||||
Klein dierlijk voer | VOEDSEL: ln zee: plankton, kleine kreeftachtigen en alle klein dierlijk voer dat met de tentakels in aanraking komt. ln het aquarium nemen ze alle dierlijk voer, zelfs in relatief grote brokken (té groot wordt echter half verteerd weer uitgestoten): mossel, Mysis, watervlooitjes, Tubifex e.a. | ||||||||||||||||||||||||
Levend geboren jongenVERMEERDERING: Vivipaar. ln de maagholte ontwikkelen zich levende jongen die tenslotte via de mond worden uitgestoten, iets wat met aan onze kust verzamelde exemplaren vaak te beleven valt in het aquarium, doch wat ik nog nooit vaststelde bij de fel rode paardeanemonen uit de Middellandse Zee. Men kan de jongen opfokken indien men ze met een pincet kleine mosselpartikeltjes toestopt. Probleem hierbij is het wegkruipen, waardoor de meeste zich onttrekken aan deze bijvoeding. | | ||||||||||||||||||||||||
Verschillende kleuren | BIJZONDERHEDEN: Komt voor in verschillende kleuren: donker- of felrood, paarsbruin, olijfgroen. Enkele variëteiten worden onderscheiden: A.e. var. fragacea (rood met groene vlekjes; aardbeianemoon genoemd) en A.e. var. mesembryanthemum (hoger genoemde kleuren, plus een vorm met lengtestreping) |