Foto: Harry Voet
IDENTITEIT: orde: Forcipulatida; familie: Asteriidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: ln 1758, door C. Linnaeus, als Asterias rubens, in Syst. Nat. 10e ed.: 661 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Gewone of Europese zeester | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: Tot 30 cm diamaeter, doch meestal kleiner | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Uiterlijk niet waarneembaar, maar de dieren zijn van gescheiden geslacht. | |||||||||||||||||||||||||||||
- Koeling - Flinke waterbeweging |
HOUDBAARHEID: Vereist een gekoeld aquarium. inrichten met zand en stenen. Geen andere lagere dieren in de bak houden, want deze vallen aan de zeester ten prooi. Zorgen voor een flinke waterbeweging en zuurstofrijk water. Onder water in het transportrecipiënt brengen of er uit halen: vermijden dat lucht in het inwendige terecht komt, wat funest is. Zeer zorgvuldig overwennen. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Noordoostelijke Atlantische Oceaan, westelijke Oostzee, Noordzee en Kanaal. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Vooral op stenige bodem, waar mossel- en oesterbedden zijn, doch ook op zand- en modderbodems, waarin schelpdieren huizen. Van 0 tot 650 m diep, doch niet in de getijzone - tenzij door de branding erin terechtgekomen - want daar valt hij ten prooi aan meeuwen. | |||||||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: Weet mossels open te trekken om er vervolgens zijn maag in te stulpen. Zo wordt een weekdier in zijn eigen schelp verteerd. Zeer gevaarlijk voor alle lagere dieren, ook voor zeeëgels en soortgenoten. Kan echter ook lang zonder voedsel als dit ontbreekt en krimpt dan. ls niet schuw voor licht. | |||||||||||||||||||||||||||||
Carnivoor | VOEDSEL: Vooral mossels en andere weekdieren. | ||||||||||||||||||||||||||||
Larven planktonisch | KWEEK: Beide geslachten lozen gelijktijdig de geslachtsprodukten in het water, waar de bevruchting geschiedt (Tot 2.500.000 eieren per wijfje en per jaar). Uit de eitjes komen larven die enige tijd in het plankton rondzweven alvorens zich als zeester op de bodem te zetten. | ||||||||||||||||||||||||||||
Groot regenaratievermogen | BIJZONDERHEDEN: De zeester heeft, behalve meeuwen, ook de gewone zonnester (Crossaster papposus en de purperen zonnester(Solaster endeca) als predatoren. Doordat de zeester de getijzone mijdt vindt men hier een ware mosselgordel. Lager zetten mosselen zich ook neer, maar ze worden er stevig uitgedund. Afgerukte armen regenereren en zelfs de losse arm kan tot een nieuwe zeester uitgroeien. Overigens is in zo'n arm een amputatieplaats voorzien. Bij slechte aquariumomstandigheden kan de zeester zelf armen afwerpen (te hoge temperatuur !). |