|
IDENTITEIT: orde: Araneida; familie: Avucularidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: door Walckenaer, 1837 als Avicularia versicolor in Hist. Nat. des Insectes Aptères Vol. 1 |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: roodblauwe boomspin |
|
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: volwassen vrouwtjes zijn iets volumineuzer. Bij jongere dieren bezitten de mannetjes - na enkele vervellingen - een zwart vlekje boven de geslachtsopening, vrouwtjes zijn daar geheel lichtblauw gekleurd. |
Vredelievend |
HOUDBAARHEID: één van de meest courant gehouden vogelspinnen. Vredelievend en ongevaarlijk. Een terrarium met een grondoppervlak van 20 x 20 cm voldoet reeds. Planten kunnen - naast de noodzakelijke substraten die de spin klimmogelijkheden verschaffen - aangewend worden. Eén tot twee schuilplaatsen voorzien, bij een teveel ervan zal men het nacht- en schemeringsactieve dier weinig of niet te zien krijgen. Verlichting niet noodzakelijk, een klein gloeilampje kan als verwarmingselement dienst doen. |
|
|
Milieu |
Terrarium |
Kweek |
Temperatuur °C |
|
25 - 28 |
|
Relatieve vochtigheid % |
|
75 - 85 |
|
Licht |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Midden Amerika (komt zeker voor op het eiland Martinique) |
|
|
|
BIOTOOP: onder en in bomen, struiken, bladeren e.d. Heeft buiten een bijzondere sluipwesp vrijwel geen natuurlijke vijanden. |
Nachtactief |
GEDRAG: houdt zich overdag verborgen tussen de planten en andere aangewende inrichtingsmaterialen of ligt in een klein bolletje te slapen. Het mannetje kan tot op zekere leeftijd, samen met het vrouwtje in het terrarium worden ondergebracht. Op latere leeftijd (± 6 maand ) wordt hij voor haar een prooi. |
Uitsluitend levend voer |
VOEDSEL: carnivoor, eet allerlei kleinere dieren: insecten; wormen; spinnen e.d. Ook zoogdieren zoals pasgeboren muizen en gevogelte (recent uitgebroede vogeljongen). Deze spin bespringt zijn prooi, grijpt haar vast met de mondklauwen en zuigt vervolgens het bloed uit het lichaam. Eet niet tijdens de vervellingsperiode; daarna bezit hij (om terug op krachten te komen) een relatief grote eetlust. |
|
KWEEK: het mannetje kruipt onder het vrouwtje om een zaadpakketje in haar gelachtsopening te deponeren. Enkele weken later legt het vrouwtje in haar spinwerk, haar eitjes. De 100 tot 200, in een cocon gespinde eitjes komen na ca. 9 weken uit. De spiderlings (heel jonge spinnetjes) kunnen zich in een opfokterrarium verder ontwikkelen en worden gevoed met fruitvliegjes en/ of kleine krekeltjes. |
|
BIJZONDERHEDEN: |