|
IDENTITEIT: orde: Actinaria; familie: Diadumenidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1925, door Stephenson |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: golfbrekersanemoon of baksteenanemoon |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 3 cm hoog. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: |
Koeling Flinke waterbeweging |
HOUDBAARHEID: enige tijd houdbaar op kamertemperatuur, al behoeven ze koeling wil men ze langer houden. Meebrengen op een stuk substraat. Meestal blijven ze hier ook in het aquarium op zitten. Op een niet te lichte plaats zetten om een overwoekerende bealging te vermijden. Ze worden gegeten door de boompjesslak (Dendronotus frondosus), de vlokkige naaktslak (Aeolidia papillosa), meun (Onos mustelus, O. cimbrius en O. tricirratus) en grote krabben. Ze zijn op lange termijn niet zo gemakkelijk: kwijnden weg ondanks voederen met o.a. Artemia. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
8 - 8,3 |
7,8 - 8,4 |
|
Temperatuur °C |
|
0 - 20 |
|
Dichtheid |
|
1,022 - 1,025 |
|
|
|
VERSPREIDING: Zuidelijke Noordzee en het Kanaal, doch lokaal en zeldzaam. Kenmerkend voor de Oosterschelde. |
|
|
|
BIOTOOP: op steenblokken, schelpen en ander vast materiaal, o.a. op hout. In de Oosterschelde, van onder de laagwaterlijn tot 40 - 45 m diep, dit is zo diep als de bestorting van de helling met blokken reikt; massaal aanwezig te Wemeldinge (elk vast oppervlak is ermee overdekt). Naar de monding toe (stormvloedkering) gaan zeeanjelieren (Metridium senile) overheersen, terwijl ze aan het uiteinde (Oesterdam) nog nauwelijks voor komen. In de Grevelingen komt een andere, bruinere, variëteit voor. |
|
GEDRAG: staan steeds mooi open, plankton vangend. Trekken zich bij aanraking met een schok voor korte tijd samen (wat toelaat ze te onderscheiden van kleine zeeanjelieren die dit trager doen). Ze verplaatsen zich weinig, maar kunnen soms als een wormpje kruipen. Soms wordt één tentakel erg lang. Mogelijk gaat het om een zgn. "vechttentakel", om soortgenoten op een redelijke afstand te houden. |
Plankton |
VOEDSEL: daar afzonderlijk voederen in het aquarium moeilijk is - gezien hun aantal - best wat diepvriesplankton, watervlooien of fijn gehakte mossel (e.d.) in de waterstroming brengen of met een injectiespuit boven de "kolonie" verspreiden. |
|
KWEEK: |
|
BIJZONDERHEDEN: er bestaan twee kleurvariëteiten, nl. D. c. var. lutea Pax, welke oranje of roserood is (veel te Wemeldinge) en D. c. var. capreolina Pax, welke eerder bruin is (aangetroffen in de Grevelingen). |