Hymenocera picta
Dana, 1852

Hymenocera picta
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen

IDENTITEIT: orde: Decapoda; familie: Gnathopyllidae.
EERSTBESCHRIJVING: In 1852, door Dana, als Hymenocera picta
SYNONIEM: Hymenocera elegans
NEDERLANDSE NAAM: Harlekijngarnaal
MAXIMALE GROOTTE: ong. 3 cm
GESLACHTSONDERSCHEID: Moeilijk te bepalen. Mogelijk zijn er onderlinge afwijkingen in grootte en kleur, maar dit staat niet helemaal vast. Volwassen wijfjes zouden iets groter en robuuster zijn. Bij de mannetjes zou ook het vlekkenpatroon intenser roze zijn, terwijl bij de wijfjes de blauwe omranding van deze vlekken feller is en meer overheersend in het roze overloopt. Wil men een paartje verzorgen, dan kan men best bij aanschaf erop letten om dieren te kiezen welke mekaar in hun onmiddellijke omgeving verdragen wanneer men een zeester toedient
HOUDBAARHEID: Redelijk tot goed houdbaar wanneer we in hun voedselspecialisatie kunnen voorzien: zeesterren.
DIERENRIJK
O h XIV 14
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 8 - 8,3 8 - 8,4
Dichheid 1,025 1,020 - 1,026
Temperatuur °C 23 - 25 22 - 26
VERSPREIDING: Indo-Pacifisch gebied
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Koraalriffen
GEDRAG: Kunnen, met uitzondering van zeesterren, optimaal in een lagere-dieren-aquarium worden gehouden.
Wanneer de harlekijngarnaal zich bedreigd voelt, zal hij met de sterk vergrote schaarpoten heen en weer bewegen, best te vergelijken met een boksbeweging. Bij het zich verplaatsen gebruikt hij ook deze bewegingen, waarbij dan tevens kopborststuk en achteriichaam, tegenovergesteld van elkaar, gedeeltelijk om hun as draaien, zodat de indruk ontstaat dat men de diertjes aan touwtjes laat voortbewegen. Zwemmen doen ze uiterst zelden. Enkel wanneer ze bruusk worden opgejaagd zullen ze zich met schokkende bewegingen achterwaarts en los van het substraat verplaatsen.
VOEDSEL: Voedselspecialist die UITSLUITEND leeft van zeesterren. Onmogelijk aan een andere soort voedsel te wennen. Wanneer men de dieren wil verzorgen, zal men zich moeten realiseren dat het niet altijd gemakkelijk is aan levende zeesterren te geraken.
KWEEK: Gaan soms spontaan tot eiafzetting over. De telrode eitjes worden tussen de zwempootjes onder het achterlichaam meegedragen en worden, wanneer de larfjes uitbreken, los gelaten. De larfjes konden tot op heden niet worden opgelokt.
BIJZONDERHEDEN: De aanwezigheid van een zeester wordt onmiddellijk door de dieren waargenomen. Mogelijk zijn de platte antennes op de kop hierbij functioneel.
Bewerkt door:
Werner Bleys, februari 1988
Laatst bijgewerkt op: 02-07-2015
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE