|
IDENTITEIT: orde: Decapoda; familie: Portunidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1766, door C. Linnaeus, als Cancer puber, in Syst. Naturae, 12e ed.:1046. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: fluwelen zwemkrab. |
|
MAXIMALE GROOTTE: lichaamsbreedte tot 8 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: de mannetjes zijn groter dan de vrouwtjes die vaak eitjes onder het achterlijf met zich meedragen. |
Koeling Niet samen met vissen. |
HOUDBAARHEID: goed houdbaar, mits men beschikt over een gekoeld aquarium. Het aquarium inrichten met schuilplaatsen tussen stenen. Zijn niet samen te houden met vissen, die ze weten te vangen of beschadigen met hun scharen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
8 - 8,3 |
7,8 - 8,4 |
|
Temperatuur °C |
|
2 - 20 |
|
Dichtheid |
|
1,024 - 1,025 |
| |
|
VERSPREIDING: Noordoostelijke kusten van de Atlantische Oceaan, de Noordzee en het Kanaal. |
|
|
|
BIOTOOP: tussen stenen en rotsen, maar niet in de getijzone. In de Oosterschelde meer aanwezig naar de monding toe. Naar het binnenland toe, ongeveer tot ter hoogte van Wemeldinge. Niet meer aanwezig aan de Oesterdam. Meestal vanaf 6 m tot zowat 25 m diep (vanaf de diepte waarop het donker wordt). Zeldzaam in de Noordzee, maar talrijker in Bretagne. |
Levendig en fel. |
GEDRAG: zeer beweeglijk dier. Kan uitstekend zwemmen met de verbredingen aan de achterste poten in geval van nood, maar wandelt meestal. Zeer vlug en fel met zijn scharen, voldoende om er vissen mee te snappen, temeer daar er gevoelige reukorganen op aanwezig zijn. Verschuilt zich weinig, behalve na een verschaling. |
Carnivoor. |
VOEDSEL: carnivoor. Aanvaardt in het aquarium mosselvlees, vis, regenwormen of zeepieren, allerlei kreeftachtigen, gehakt vlees, ... |
|
KWEEK: geen gegevens bekend over kweek in het aquarium. Wordt bij het duiken vaak in koppeltjes aangetroffen. Het mannetje voert het kleinere vrouwtje mee onder zijn lichaam tot dit vervelt. Dan wordt er gepaard. De vrouwtjes dragen de eitjes mee onder het achterlijf. De larven drijven enige tijd mee in het plankton tot ze als krab uitgroeien en zich op de bodem vestigen. |
Planktonische larven. |
BIJZONDERHEDEN: duikers bemerken grote schommelingen in de aantallen van deze krab in de Oosterschelde, mogelijk ten gevolge van zachte of strenge winters. |