|
IDENTITEIT: orde: Actinaria; familie: Sagartiidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1784, door O. F. Müller, als Actinia undata, in Zool. Dan. 2 : 66. |
|
SYNONIEM: Actinothoë anguicoma, Sagartiogeton undatus |
|
NEDERLANDSE NAAM: weduweroos |
|
MAXIMALE GROOTTE: 6 - 7 cm hoog; diameter van de zuil 1,5 - 2 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: |
Sterk |
HOUDBAARHEID: zeer goed houdbaar, zelfs zonder koeling - op de normale kamertemperatuur - zolang 's zomers geen hittegolf voorkomt, al is koeling uiteraard beter. Het aquarium inrichten met een zandlaag. De dieren hechten zich dan op de glazen bodem. Men kan ze zich echter ook op stenen laten vasthechten. Worden gegeten door de vlokkige naaktslak (Aeolidiapapillosa), meun (Onos mustelus, Onos cimbrius, Onos tricirratus) en grote krabben. Voldoende schuilgelegenheden voorzien en het aquarium niet te klein kiezen o.a. wegens zijn grootte, maar ook vanwege hun aangeboren agressiviteit ten opzichte van soortgenoten. Jonge dieren stellen geen onoverkomenlijke problemen bij de aanpassing aan de aquariumomstandigheden. Volwassen dieren zijn niet aan te bevelen voor beginnende zeewateraquarianen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
8 - 8,23 |
7,8 - 8,4 |
|
Dichtheid |
|
1,022 - 1,025 |
|
Temperatuur °C |
|
2 - 25 |
|
|
|
VERSPREIDING: Noordoostelijke Atlantische oceaan, vanaf Noorwegen en de westelijke Oostzee, de Noordzee en het Kanaal tot in de Middellandse Zee. |
|
|
|
BIOTOOP: in de Oosterschelde vindt men de grootste concentratie van vlak onder de laagwaterlijn tot zo'n 9 m diepte, vastgehecht op een schelpje of steentje dat tot ± 5 cm onder het zand kan zitten. In de Grevelingen echter zitten ze ook gewoon op stenen en oesters. Ze komen tot zowat 50 m diep voor. |
|
GEDRAG: bij aanraking trekken ingegraven dieren zich terug onder het zand, niet ingegraven tot een bultje. Dit duurt echter nooit lang, meestal staan ze volledig open om plankton en kleine kreeftachtigen te vangen. |
Plankton en kleine kreeftachtigen |
VOEDSEL: men kan ze in het aquarium stukjes mossel, Mysis en alle ander dierlijk voer toestoppen of wat watervlooien/diepvriesplankton in de waterstroming verspreiden. |
|
KWEEK: |
|
BIJZONDERHEDEN: zeer uniform qua kleur. Bij zware verstoring (b.v. bij het uitgraven of losmaken van het substraat) stoten ze fijne witte draden uit, die waarschijnlijk een afwerend effect beogen. |