Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Alismatales; familie: Aponogetonaceae. | ||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1781, door Thunberg, als Aponogeton crispus, in Nov. Gen. 4:78. | ||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Aponogeton echinatus - Spathium crispum | ||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: | ||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: In het aquarium wordt deze plant zelden groter dan 60 cm: bladstelen van 30-35 cm lengte en bladeren van 20-25 cm lengte. De bladbreedte kan 3 tot 5 cm bedragen. In de natuur hebben we een exemplaar van deze plant aangetroffen met een totale lengte van ca. één meter. | ||||||||||||||||||||||||||
Geen eisen | HOUDBAARHEID: Het is een bijzonder goed houdbare plant, welke haast geen eisen stelt aan de watersamenstelling. Wel eist hij voldoende licht. Indien aan deze eis is voldaan, zullen ze snel hun mooie bladeren ontwikkelen, welke gedeeltelijk vlak onder het wateroppervlak zullen drijven. | |||||||||||||||||||||||||
|
| |||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Sri Lanka | ||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Komt uitsluitend op Sri Lanka voor, in heldere beken, waar ze met meerdere bij elkaar staan. | ||||||||||||||||||||||||||
Vlgns De Wit, worden er geen drijfbladeren gevormd. |
GEDRAG: Het is een zeer geschikte solitair voor een ietwat groter aquarium. Kan ook aangewend worden als achtergrondbeplanting. De plant zal meestal in het najaar wegkwijnen en in het voorjaar terug opschieten. Beter is echter de knol te verwijderen en deze in voohtige turf, bij 10 tot 15°C, te laten overwinteren gedurende 2 tot 3 maanden. Komt zeer gemakkelijk in bloei in het aquarium. | |||||||||||||||||||||||||
BODEM: Stelt absoluut geen eisen aan de bodem | ||||||||||||||||||||||||||
Sterke belichting | LICHT: Flink ontwikkelde exemplaren bekomt men slechts onder een sterke belichting. | |||||||||||||||||||||||||
Niet eenvoudig, hoewel de plant gemakkelijk in bloei komt |
VERMEERDERING: Dit is bij deze plant niet eenvoudig. Door met een penseel over de bloem te wrijven kan men voor bestuiving zorgen. De rijpe zaadjes scheuren van de bloeistengel af en drijven weg. Vrij kort nadien zinken ze en schieten wortel. Vervolgens vormen ze een knolletje. Pas dan ontwikkelen zich bladeren, welke in deze fase zeer gevoelig zijn voor bealging. Door de zaadjes over te brengen in een afzonderlijk bakje en bladvorming te laten geschieden in emerse vorm, kan aan dit probleem verholpen worden. | |||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: |