Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Campanulales; familie: Campanulaceae. | ||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1753, door Linnaeus, als Lobelia cardinalis, in "Species Plantarium", 930. | ||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | ||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: scharlaken lobelia; waterlobelia. | ||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: met emerse bloeistengels tot 2 m. Blad submers: lengte 2 tot 6 cm, breedte 1,5 tot 2 cm; emers: veel groter. | ||||||||||||||||||||||||||
Goed | HOUDBAARHEID: goede aquariumplant, die een goede belichting en een aangepaste bodem nodig heeft. De plant is zeer geschikt als achter- en randbeplanting. Ook kunnen er solitair staande groepen mee gevormd worden. Straatjes vormen lukt ook wel. | |||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Noord-Amerika, Zuid-Canada tot de Golf van Mexico. | ||||||||||||||||||||||||||
Cosmopoliet | BIOTOOP: moerassige gebieden, ondiepe waterplassen en langs de oevers. Is door aanplantingen thans over gans de wereld verspreid. | |||||||||||||||||||||||||
Toppen | GEDRAG:snel groeiende plant, die bij het bereiken van de oppervlakte talrijke wortels over heel de lengte van de stengel vormt. Iets eerder moet men hem toppen en terug inplanten. BODEM: een grindbodem, vermengd met wat fijn verdeelde klei, blijkt in het aquarium goed te voldoen. Emers mag ook potaarde gemengd met turf gebruikt worden. | |||||||||||||||||||||||||
Klei! | BODEM: een krachtige voedingsbodem is zeker aangewezen. Moet bestaan uit een flinke laag turfvezel en flink wat klei. | |||||||||||||||||||||||||
BELICHTING: ruime belichting. | ||||||||||||||||||||||||||
Zaaien Stekken |
VERMEERDERING: best worden de zaden ongeveer 3 maanden tussen de 5 á 10 °C bewaard. Daarna worden ze in potjes met de hierboven vermelde voedingsbodem voor emers gebruik gezaaid. De potjes worden in een laag natte turf ingebed. Dagschommelingen tot 30 °C bevorderen het ontkiemen. In de lente gezaaide planten groeien beter op. Men kan ook submerse planten stekken. Hierna ontstaan meestal in elke bladoksel nieuwe stengels, die na verloop van tijd weer kunnen getopt worden. | |||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: twee andere vormen zijn: f. St. John met rose bloemen; - f. alba met witte bloemen. |