|
IDENTITEIT: orde: Ranunculales; familie: Nelumbonaceae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1788, door Gaertner, als Nelumbo nucifera |
|
SYNONIEM: Nelumbium nelumbo, Nelumbium speciosum |
|
NEDERLANDSE NAAM: Indische lotus, heilige lotus |
|
MAXIMALE GROOTTE: de typische schildvormige bladeren worden door zo'n 100 tot 200 cm lange bladstelen gedragen |
|
HOUDBAARHEID: vanwege hun decoratieve bladeren en de verhevenheid van de bloem, veel gehouden in (sub)tropische gebieden. In onze streken mits wat moeite houdbaar. De beste resultaten worden verkregen wanneer men de planten tijdens de vroege herfst diep in de buitenvijver laat zakken en tijdens de vroege lente (februari) in een matig verwarmde serre plaatst om het ontluiken te bevorderen. Men kan de lotus daarna - van juni tot begin september - in de buitenvijver zetten. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Vermeerdering |
Zuurtegraad pH |
|
|
vegetatief |
Totale hardheid °DH |
|
|
Temperatuur °C |
|
>20 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
VERSPREIDING: Azië: China, Japan |
|
|
Laten ontluiken in verwarmde serre |
BIOTOOP: wordt om de zuivere bloemvorm en kleur door boeddhisten als heilige plant vereerd. Deze plant komt dan ook voor in diverse omgevingen gaande van natuurlijke waters tot in de meest kunstmatige omstandigheden, zelfs in baden, ook thermische baden, tot in kuuroorden toe. Groeide ook in Egypte en wordt vrij veel gekweekt in parken en diverse waters in Zuid-Europa (o.a. in Italië). In Rusland aan de Volga groeit dan weer een variëteit die gekend is onder de naam N. nucifera var. caspicum |
Kortstondige bloei |
GEDRAG: de plant vormt grote, prachtig romantische bloemen. Helaas is de bloei zeer kortstondig. Uit de lichtroze bloemen ontstaan zeer decoratieve vruchten, (deze worden weleens in droge ruikers verwerkt). De maïsachtige zaden zijn eetbaar en smaken naar hazelnootjes. De bloembodem wordt uiteindelijk houtig. N. nucifera verschilt nogal van de beter gekende Nymphaea-soorten: hij komt in volle ontwikkeling heel hoog boven het wateroppervlak te staan en de bloemen hebben heel scherpe, puntrechte bladeren. |
|
BODEM: lichte grond, gemengd met turfmolm en stalmest. |
|
BELICHTING: dienen in de volle zon te staan. |
Volle zon |
VERMEERDERING: zoals dat ook het geval is bij de waterlelies, vermeerdert men deze plant het gemakkelijkst door de wortelstok in het voorjaar te scheuren. De verkregen delen bij voorkeur in dezelfde grond als deze waaruit de moederplant werd gehaald, in de nieuwe omgeving aanplanten. Ook via de zaden kan men ze vermeerderen. De zaadjes kunnen best een weinig worden "aangesneden" met een klein zaagblad waarna ze, in ondiep water, in een serre kunnen ontwikkelen. |
Veel variëteiten |
BIJZONDERHEDEN: net als bij het Nymphaea-genus bestaan er enorm veel variëteiten zoals: N. 'Alba Grandiflora'; N. nucifera 'Alba Plena' met crème-achtige bloemen; N. nucifera var. Rosea; de Japans-Chinese lotus met rozekleurige bloemen; N. 'Charles Thomas' met lavendelkleurige bloemen; N. 'Pekinensis Rubra' met rode bloemen en honderden andere. |