|
IDENTITEIT: orde: Ranunculales; familie: Nymphaeaceae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1753, door Linnaeus, als Nymphaea luteum, in
"Species Plantarium", 510. |
|
SYNONIEM: Nenufar lutea, Nenufar luteum, Nuphar rivulare, Nymphaea umbilicalis, Nymphoranthus luteus, Nymphozanthus vulgaris, Nymphyeaae lutea, Nyphaea rivulare
|
|
NEDERLANDSE NAAM: gewone gele plomp; zaadlelie. |
|
MAXIMALE GROOTTE: biotoop 120 cm: bladsteel 120 cm, blad 60 cm. Aquarium 50 cm:
bladsteel 10 cm, blad tot 20 cm. |
Max 24 °C |
HOUDBAARHEID: goed, mits een sterke belichting. Vooral jonge planten
(zaailingen) zijn zeer gevoelig voor bealging. Slakken kunnen ter bestrijding van de algen niet worden
aangewend, daar ze de plantjes aanvreten. Alleen "oud water" kan hieraan verhelpen. Temperaturen boven de 24
°C verkorten de levensduur. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Vermeerdering |
Zuurtegraad pH |
- |
- |
Biotoop en vijver:
d.m.v. zaad en wortelstok
Aquarium: splitsen van de wortelstok
|
Totale hardheid °DH |
- |
- |
Temperatuur °C |
18 |
18 à 24 |
Geleidbaarheid µS |
- |
- |
|
|
VERSPREIDING: Europa, Noord-Azië, de zuidelijke staten van
Noord-Amerika, Mexico en Cuba. |
Europa, Noord-Azië, de zuidelijke staten van Noord-Amerika, Mexico en Cuba. |
|
|
BIOTOOP: ondiepe plaatsen (min. 50 max. 100 cm) in traagstromende of stilstaande
wateren, met een uitgesproken voorkeur voor zonovergoten plaatsjes. |
|
GEDRAG: vooral geschikt als solitair. Het tere goudgroen van de bladeren
contrasteert fel t.o.v. kienhout en donkergroene of rode massieven. Bloeit nooit in het aquarium en vormt
zelden emerse bladeren. De watersamenstelling is van minder belang. De plant bezit, naast een tot 5 cm dikke
wortelstok, nog een stel stevige wortels. |
|
BODEM: een schrale zandbodem volstaat. Het toevoegen van een weinig klei
bevordert de groei, maar ook het risico dat emerse bladeren worden gevormd. Volgens Prof. De Wit bestaat er een
vorm zonder emerse bladeren. |
|
BELICHTING: de plant behoeft steeds een sterke belichting. |
Niet voor april zaaien.
|
VERMEERDERING: soms vormt zich op het rizoom een tweede groeipunt,
die kan afgesplitst worden. Tijdens het najaar (in de natuur) geoogste zaden worden tot begin april, in
vochtige watten verpakt, in de koelkast bewaard. Ze worden vervolgens in een laag detritus vermengd met zand
uitgezaaid. Deze kweekbodem wordt met een 5 cm hoge laag "oud water" afgedekt om bealging te vermijden. Zodra
de zaailingen 3 à 4 blaadjes tellen worden ze op hun definitieve plaats uitgeplant. |
|
BIJZONDERHEDEN:
|