|
IDENTITEIT: orde: Bromeliales ; familie: Pontederiaceae . |
|
EERSTBESCHRIJVING: ln 1753, door C. Linnaeus, als Pontederia cordata, in Spec. Plan. : 288. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: Snoekkruid, moerashyacint |
|
MAXIMALE GROOTTE: Wordt 30 tot 60 cm groot. |
|
HOUDBAARHEID: Prachtige plant die vrij goed in combinatie met andere waterplanten de vijver siert. Een eigenlijk uitmuntend geschikte soort voor het aanplanten van kleinere, op terrassen voorkomende watertuintjes, welke uit vaten, schalen, tonnen e.d. kunnen bestaan. Ook in grotere tuinvijvers wordt het snoekkruid best aangebracht in mandjes of potten, welke in het najaar naar vorstvrije ruimte worden overgeplaatst. Men kan, met wisselend succes, de planten tijdens de wintermaanden eveneens afdekken met stro, riet, jutte zakken e.d., om zo tegen de koude te beschutten. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Vermeerdering |
Zuurtegraad pH |
|
|
Wortelstok delen of scheuren |
Totale hardheid °DH |
|
|
Temperatuur °C |
|
ca. 7 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
VERSPREIDING: Noord- en Midden Amerika; sinds 1751 naar Europa geïmporteerd |
|
|
|
BIOTOOP: Komt voor in vijvers en plassen van enig formaat. |
|
GEDRAG: De hyacintblauwe bloemen (het snoekkruid is een verre vewant van de waterhyacint Eichhornia crassipes), van deze meerjarige plant, bloeien in de maanden juli-oktober. De plant overleeft de zachtere winters en is dus iets meer gehard tegen de winterkoude dan b.v. de hierop fel lijkende, maar groter wordende P. lanceolata. |
|
BODEM: Vragen een samengesteld mengsel van tuinaarde en bladaarde met turf. |
|
BELICHTING: Een plant die half beschaduwde plaatsen verkiest, verdraagt geen felle zon. |
|
VERMEERDERING: Vrij eenvoudig te vermeerderen door de plant op te splitsen (delen) in kleinere eenheden. Deze ingreep geschiedt het best in de maanden maart tot april. |
|
BIJZONDERHEDEN: De wetenschappelijke geslachtsnaam is een eerbetoon aan de 18 eeuwse Italiaanse botanicus G. Pontedera. |