|
IDENTITEIT: orde: Alismatales; familie: Alismataceae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1753, door Linnaeus, als Alisma subulata in Sp. Pl. p. 343. |
|
SYNONIEM: S. natans, S. kurziana, S. lorata, S. pusilla, Echinodorus subulatus. |
|
NEDERLANDSE NAAM: drijvend pijlkruid, submers pijlkruid |
|
MAXIMALE GROOTTE: per vorm verschillend: S. gracillima J. E. Sm.: tot 1 m; S. natans (Michx) J. E. Sm.: tot 40 cm; S. pusilla (Nutt.) Buchenau: 15 cm (blijkens eigen ervaringen kan het ook iets meer zijn) |
|
HOUDBAARHEID: de plant is meerjarig en uitsluitend ondergedoken te houden. Uitermate sterk: bestand tegen zeer uiteenlopende omstandigheden. S. s. forma pusilla (dwergpijlkruid of dwergsagittaria) is wegens zijn veelvoudige toepasbaarheid meest aanbevolen. In een diep aquarium is deze vorm dienstig als voorgrondplant of middenbeplanting: dan 2 cm tot 7 cm hoog, dit al naargelang de belichting. In ondiepe aquaria is hij als achtergrondplant geschikt, want dan wordt hij hoger |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Vermeerdering |
Zuurtegraad pH |
|
|
Uitlopers In biotoop ook door zaadvorming |
Totale hardheid °DH |
|
|
Temperatuur °C |
|
15 - 25 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
VERSPREIDING: Oostelijke subtropische Verenigde Staten |
|
|
|
BIOTOOP: submers in ondiep water met stilstaand of stromend water, in de subtropen, maar ook in de tropen plaatselijk verspreid geraakt |
|
GEDRAG: op een goed belichte plaats, ca. 40 cm diep, wordt S. pusilla tot 7 cm hoog en vermeerdert zich sterk. Bij gelijke diepte, maar weinig licht, worden ze 2 cm hoog, maar vermeerderen zich weinig. Op ca. 25 cm diepte bereiken ze de waterspiegel en kunnen er, bij veel licht, bloeistengels verschijnen. Deze vorm ontwikkelde bij mij nooit drijfbladeren, al zou de bladpunt zich volgens de literatuur wat kunnen verbreden. Enkel van S. natans wordt gezegd dat hij soms dun gesteelde elliptische drijfbladeren ontwikkelt. |
|
BODEM: groeit goed op zand of kiezel, maar wat leem of klei eronder is gunstig. |
Verdraagt ook zwak licht |
BELICHTING: graag veel licht (bijv. 3 TL's over 40 cm aquariumbreedte verdeeld, waterdiepte 40 cm), maar kan ook overleven bij aanzienlijk minder licht (bijv. 1 TL over 40 cm aquariumbreedte, waterdiepte 25 cm). |
Uitlopers
Bloemen éénslachtig en éénhuizig. |
VERMEERDERING: vormt rijkelijk uitlopers, waaraan op regelmatige afstanden nieuwe plantjes worden gevormd. Drijvende bloeistengels vormen één tot vijf kransen van iedere keer drie, één na één verschijnende bloempjes, welke zich boven water verheffen. De eerste bloempjes bevatten enkel stampers, de latere enkel meeldraden. Zo is enkel kruisbestuiving mogelijk. |
|
BIJZONDERHEDEN: er zou een knolvormige wortelstok onder aan elke plant zitten, maar bij S. pusilla is die niet of niet merkbaar aanwezig. In de natuur kan dit echter wel het geval zijn, om het minder gunstige jaargetijde te overleven. Sagittaria-soorten hebben zijdelings neerbuigende bladeren, wat een gemakkelijk onderscheid vormt met Vallisneria-soorten. |