Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Alismatales; familie: Hydrocharitaceae. | ||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1753, door Linnaeus, als Vallisneria spiralis, in "Species Plantarium", 1015. | ||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Vallisneria aethiopica, V. caulescens, V. gracilis, V. jacquinii, V. linnei, V. michelli, V. minor, V. spiraloides | ||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: gewone vallisneria. | ||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 80 cm, meestal korter, tot 50 cm. | ||||||||||||||||||||||||||
Ook geschikt voor het koudwateraquarium. | HOUDBAARHEID: weinig eisen stellende plant. Neemt het niet zo nauw wat bodem, belichting en watersamenstelling betreft. Verdraagt temperaturen van 15 tot 30 °C. Een beetje klei in de bodem levert forsere planten. Reageert ook gunstig op een goede belichting. Hart van de bladrozet moet boven de bodem blijven. | |||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: kosmopoliet. Tropen en subtropen, ook in Zuid-Europa. | ||||||||||||||||||||||||||
Tropen en subtropen, ook in Zuid-Europa. |
||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: rivieren en meren met zeer helder water. | ||||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: vooral geschikt als achtergrond- en randbeplanting. Hoewel zeer tolerant, reageert sterk op betere voorwaarden, vooral in verband met bodem en verlichting. Lijkt enigszins op Sagittaria subulata; let op de lengtenerven: bij V. spiralis tot de punt, niet bij S. subulata. | ||||||||||||||||||||||||||
BODEM: groeit op iedere bodem, nochtans beter in een luchtige bodem met een beetje klei. | ||||||||||||||||||||||||||
BELICHTING: neemt al genoegen met een matige belichting, maar reageert gunstiger onder sterker licht, voornamelijk zijlicht. | ||||||||||||||||||||||||||
VERMEERDERING: zeer eenvoudig, door de vele uitlopers vormt de vermeerdering geen probleem. Mannelijke bloemen zeldzamer dan vrouwelijke. De vermeerdering door zaad is zeer eigenaardig: mannelijke bloemen laten los en stijgen naar de oppervlakte. Vrouwelijke bloemen zitten vast aan een stengel en worden bevrucht door stuifmeel van ronddrijvende mannelijke bloemen. Na de bevruchting rolt de stengel zich kurketrekkervormig op; de vruchten rijpen onder water. | ||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: | ||||||||||||||||||||||||||
Foto's A. van den Nieuwenhuizen Boven: vrouwzelijke bloem - Onder: mannelijke bloem Tweehuizig; mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten. |