Laurenti, 1768
Foto: Peter de Batist
Foto: Peter de Batist
| IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Colubridae. | |||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: in 1768, door J.N. Laurenti, in "Synopsis Reptiliae" blz. 84. | |||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: gladde slang. | |||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: 80 cm | |||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: niet uitwendig merkbaar. Laten sonderen door een herpetoloog of dierenarts. | |||||||||||||||||||||||||
| Goed geventileerd terrarium. | HOUDBAARHEID: goed houdbaar mits men de voedingseisen kan invullen. Vereist een ruim geventileerd terrarium met rotsen en een overeenkomstige beplanting met een ruim watergedeelte. Indien geen daglicht voorhanden een witte TL-verlichting en een spot aanwenden. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Europa, met uitzondering van het noorden van Scandinavië, Klein-Azië tot Noord-Iran. | |||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||
| Begroeide hellingen op de zuidkant. | BIOTOOP: bewoners van naar het zuiden gerichte, met losse planten en struiken (brem, braam, klimop) begroeide hellingen; vaak met steenslag en puinhopen die tal van schuilplaatsen leveren. Komt voor vanaf het zeeniveau tot op 1800 m. In België voornamelijk in het oosten. | ||||||||||||||||||||||||
| Bijt onmiddellijk. | GEDRAG: eerder trage slang die echter onmiddellijk bijt wanneer ze vastgenomen wordt. De tanden komen echter moeilijk door de huid van mensen. Soms wordt ook een afweerstof uit de anaalklieren afgescheiden. Ze rekent echter vooral op haar schutkleur om niet op te vallen. Wordt ze toch opgemerkt dan vlucht ze steeds naar beneden. | ||||||||||||||||||||||||
| Hagedissen maar ook vissen. | VOEDSEL: volgens de literatuur vooral hagedissen, hazelwormen en kleine knaagdieren. Volgens eigen waarnemingen ook vissen die met een zeer behendige techniek uit het water "gevist" worden. Ook insecten en regenwormen. | ||||||||||||||||||||||||
| Ei-levendbarend. | KWEEK: paring in de lente. Ei-levendbarend (eind augustus, begin september). Een worp kan 2 tot 15 jongen bevatten. Geslachtsrijp na 4 jaar. | ||||||||||||||||||||||||
| Geen giftanden. Beschermde diersoort. |
BIJZONDERHEDEN: winterslaap van september-oktober tot maart-april. Bezit een klier van Duvernoy maar geen verlengde giftanden. Het gif wordt door een kauwbeweging in het prooidier gebracht dat dan onmiddellijk paralyseert. Ongevallen met mensen zijn niet bekend. Daar deze slang wat op een adder lijkt wordt ze meestal gedood. Beschermde diersoort (K.B. september 1980). |
