|
IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Lacertidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1768, door Laurenti, als Seps viridis in Sy nops. Rept.: 62, 175. |
|
SYNONIEM: Lacerta europaea; L. smaragdina; L. viri dissima; L. viridis quadriradiata; L. viridis magnific |
|
NEDERLANDSE NAAM: smaragdhagedis |
|
MAXIMALE GROOTTE: 300 mm (120 + 180) |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: het mannetje is feller gekleurd en vertoont in de paartijd een diepblauwe keel. |
Buitenterrarium wenselijk |
HOUDBAARHEID: slechts houdbaar in een zeer ruim terrarium met mediterrane inrichting. Zorgen voor een warmtebron die een bepaalde plaats dagelijks opwarmt tot 30 à 35 °C. Beter is ze onder te brengen in een buitenterrarium. |
|
|
Milieu dag / nacht |
Terrarium dag / nacht |
Kweek |
Temperatuur °C |
40 / 12 |
35 / 12 |
25 / 30 |
Relatieve vochtigheid % |
50 / 80 |
50 / 50 |
85 / 90 |
Licht |
zon |
TL86 - 96 en spotlight |
|
|
|
VERSPREIDING: Midden- en Zuid-Europa, Klein-Azië. |
|
|
|
BIOTOOP: zonnige boskanten, kreupelhout, wijngaarden |
Bijterig |
GEDRAG: deze forse, levendige hagedissen zullen zich in een geschikt terrarium uitstekend aanpassen. Toch zullen ze bij het vastnemen steeds proberen te bijten. Het komt er dus op aan ze meteen goed beet te pakken, zodat de kop tussen de vingers kan geïmmobiliseerd worden. Zo wordt vermeden dat de staart afgeworpen wordt. |
Insecten |
VOEDSEL: allerlei insecten zoals krekels, meelwormen, morio's, buffalo's en sprinkhanen; afgestemd op de grootte van de dieren. Voedsel regelmatig be poederen met een kalk/vitaminepreparaat, zeker naar de paartijd toe. |
Broedkast |
KWEEK: een platte steen op een zandige ondergrond helpt om de legsels terug te vinden. Deze bestaan uit 5 tot 22 eitjes die 18 à 25 mm lang zijn en 11 à 18 mm breed. Bij 25°C komen ze na 68 dagen uit en bij 30°C na 45 dagen. De jongen best apart laten opgroeien met kleine krekeltjes, buffalo's en krulvliegen in overvloed. Ook hier bepoederen met een kalk/vitamine preparaat. |
|
BIJZONDERHEDEN: er zijn enkele ondersoorten: L. v. viridis; L. v. chloronota (Zuid-Italië); L. v. citrovittata (Cycladen); L. v. fejervaryi (Elba); L. v. meridionalis (Roemenië, Bulgarije, Turkije, Klein-Azië); L. v. romana (Centraal-Italië). Conventie van Bern, appendix II. |