Foto: A.J. Zwinenberg
IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Boidae. | |||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1842, door Gray, als Liasis childreni, in "The Zoological Miscellany", 002:044. | |||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Liasis childreni | |||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: gevlekte python. | |||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 180 cm. | |||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: vrouwtjes zouden iets langer en dikker kunnen zijn dan de mannetjes. | |||||||||||||||||||||||||
Goed houdbaar | HOUDBAARHEID: geen grote moeilijkheden. Eenvoudig terrarium met klimtak, stenen en een flinke waterbak volstaan. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Noord-Australië. | |||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: regenwouden, droge savannen en woestijnen, waarvan de vochtige plaatsen, langs beken, rivieren en meren worden bewoond. | |||||||||||||||||||||||||
Nachtactief | GEDRAG: nachtdier dat overdag schuilt onder stenen of andere dekking, of ook op een boomtak. In het terrarium ligt ze vaak te zonnen of ze ligt dagenlang met de kop boven water in het vijvertje. | ||||||||||||||||||||||||
Kleine zoogdieren | VOEDSEL: ofschoon ze een klein kopje heeft, kan ze toch flinke prooien naar binnen werken. In de vrije natuur jaagt ze zelfs op kleine zoogdieren, vogels, kikkers en reptielen. In gevangenschap geeft men ze muizen, jonge ratten, kuikens of jonge hamsters. Per voedselbeurt 2 à 4 muizen. Prooi wordt gewurgd. Soms maandenlange rustpauze in de zomer (= winter in Australië). | ||||||||||||||||||||||||
Broedt eieren uit | KWEEK: het vrouwtje ligt voor de eiafzetting in een spiraalvorm, legt 20-30 eieren en kronkelt zich dan om het legsel, om dit ca. 2 maanden uit te broeden. De 20 cm lange jongen zijn bruinachtig met zwarte, ronde vlekjes, die later vervagen, terwijl de rugkleur meer groenbruin wordt. | ||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: variatie in kleur en tekening mogelijk. Exemplaren zonder tekening en meer groenige zijn wel eens gevonden. Zoals alle Liasis-soorten heeft ze grote symmetrische schilden op de kop. Meestal betreft het dieren uit nakweek, daar de Australische overheid een uitvoerverbod op reptielen handhaaft. Ondersoorten: A. c. childreni: 120-140 cm. Op enkele eilanden ten noorden van Queensland. A. c. perthensis: alleen in de directe omgeving van Perth, hoofdstad van W.-Australië. Slechts 60 cm. Heeft een van de nominaatvorm afwijkende beschubbing. Deze dwergvorm treft men in termietenheuvels aan, waar op gekko´s wordt gejaagd. |