Litoria caerulea
(White, 1790)

[Foto Litoria caerulea]
Foto: A. Bijnens

IDENTITEIT: orde: Anura; familie: Hylidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1790, door White, als Rana caerulea, in "Journal of a voyage to New South Wales", 248.
SYNONIEM: Hyla caerulea.
NEDERLANDSE NAAM: koraalteenboomkikker; koraalvingerboomkikker; reuzenboomkikker.
MAXIMALE GROOTTE: 12 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: geen merkbaar geslachtsonderscheid.
HOUDBAARHEID: geen lastige klant. Eén van de weinige vertegenwoordigers van deze familie die tam worden. Laat zich gemakkelijk oppakken en nestelt zich behaaglijk in de handpalm. Geen te klein terrarium. Inrichten met stevige bladplanten, klimtakken en stenen. Geen zandbodem, doch zorgen voor een 10 cm water onderin, waardoor het terrarium zuiverder blijft. Kan tot 20 jaar worden. Ook zeer geschikt om vrij in de huiskamer te houden. Behoudt dezelfde slaapplaats.
DIERENRIJK
Z i III 15
       
Milieu
dag-nacht
Terrarium
dag-nacht
kweek
Temperatuur °C 25-28 19-22 25-28 19-22  
Relatieve vochtigheid % 80   95 80   95
Licht      
VERSPREIDING: Noord-Australië.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: Eucaliptus- en Cypres-hagen in savanne en bergland in een waterrijke omgeving. Ook cultuurvolger: waterputten, toiletgebouwen, badkamers.
GEDRAG: zeer vreedzaam, maar erg vraatzuchtig. Scheidt bij ruwe behandeling een vloeistof af. Schemering- en nachtactief. Wordt ook vaak op de grond aangetroffen.
VOEDSEL: kikkers, hagedissen, sprinkhanen en muizen worden razendsnel overweldigd vanuit zijn schuilplaats. Hij kan ook wennen aan stukjes rauw vlees, die met de hand gegeven worden.
KWEEK: nog niet gelukt in gevangenschap. In de natuur legt het vrouwtje tussen nov. en febr. eierklompen van 100-200 stuks die na ±2 maanden kippen. De donkergroene larven doen er enkele maanden over om tot 2 cm lange kikkertjes te metamorfoseren.
BIJZONDERHEDEN: beide geslachten brengen een diep "krook, krook" te horen. Bij huiskamercultuur zorgen voor een waterbak. Uitwerpselen kunnen meubilair beschadigen.
Er zijn 2 ondersoorten:
L.c. caerulea: nominaatvorm. Oosten en grote delen van Noord-Australië en Zuid-Nieuw Guinea.
L.c. gilleni: bruinachtig, met witte vlekjes en iets kleiner. Dorre streken van Noord-Australië en in het binnenland.
Bewerkt door:
A.J. Zwinenberg, april 1984
Laatst bijgewerkt op: 05-07-2010
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE