|
IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Colubricae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1758, door Linnaeus, als Coluber maurus, in Syst. Nat. Ed.10,1:219. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: adderringslang |
|
MAXIMALE GROOTTE: ca. 90 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: vrouwelijke exemplaren zijn groter. |
|
HOUDBAARHEID: vrij eenvoudig te houden soort. Aqua-terrarium inrichten met een vrij groot watergedeelte. Op het in oppervlak vrij beperkte landsgedeelte zijn enkele stenen, een tak als klimmogelijkheid en daarboven een warmtelamp noodzakelijk. Verder kan het geheel naar eigen inzicht tot een fraai geheel worden uitgebouwd. Let echter op de bereikbaarheid van het watergedeelte zodat het water zonder enige hinder geregeld kan ververst worden. Enkele schuilmogelijkheden worden door deze dieren graag benut. Stevige planten kunnen voor de inrichting in aanmerking komen op voorwaarde dat ze rond de voet zo goed mogelijk worden afgedekt. Zorg voor een goede ventilatie. |
|
|
Milieu dag / nacht |
Terrarium dag / nacht |
Kweek |
Temperatuur °C |
|
26 - 29 |
30 |
Relatieve vochtigheid % |
|
|
|
Licht |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Noord-Afrika lberisch schiereiland. Balearen. Scandinavië. Noordelijk deel van Marokko, Algerije en Tunesie |
|
|
|
BIOTOOP: typische waterslang. Worden aangetroffen bij vijvers, rivieren, bergstroompjes en zelfs in het brakke water. In de bergen tot 1400 meter hoogte. |
|
GEDRAG: vrij schuw, zet zich bij vermeend gevaar op door zijn kop en het voorlichaam al te platten. Brengt dan ook een sissend geluid voort. Toch is de adderringslang niet gevaarlijk en zeker niet agressief. ln het nauw gedreven ontlast het dier zich. De vrijgekomen secretie heeft een scherpe doordringende en vrij onaangename geur. |
|
VOEDSEL: voedseldieren als snoekvisjes, guppy's en andere zoetwatervisjes worden steeds via het water verstrekt. |
|
KWEEK: ongeveer één maand na het paren legt het vrouwtje maximaal 20 eieren (gemiddeld 7 tot 15) van ongeveer 26x18 mm grootte. De witachtige eieren worden in de losse grond of onder stenen afgezet. Na een broedperiode van anderhalf tot twee maanden komen de jongen uit. De jongen zijn 15 tot 20 cm groot. |
|
BIJZONDERHEDEN: de zeer variabele kleur heeft geen systematische betekenis, er werden dan ook geen ondersoorten beschreven
Wordt door zijn gedrag en tekening nogal eens voor Vipera berus, adder aangezien. |