Foto: Hugo Vits
IDENTITEIT: orde: Testudines; familie: Testudinidae. | |||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1824, door Spix, als Testudo carbonaria, in Spec. Nov. Estud. Brazil. 22 tab. 16. | |||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Geochelone carbonaria, Chelonoides carbonaria | |||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Kolenbrandersschildpad | |||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 45 cm | |||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Het vrouwtje heeft een minder lange, maar eveneens veel dunnere staart. Het plastron (buikschild) van het mannetje is concaaf (hol). | |||||||||||||||||||||||||
Ruim onderkomen | HOUDBAARHEID: Vraagt een tamelijk ruim onderkomen. Uitstekend is een terrarium met een bodemoppervlak van 200 cm x 80 cm. De bodem bedekken we met zand, met kleine stenen of met houtkrullen. Er dient een "bad" voorzien te zijn, waar de dieren gemakkelijk in en uit kunnen komen. Het onderkomen kan, om esthetische redenen, worden afgewerkt met flinke stenen, grote stukken schors en met één enkele kamerplant. De kolenbranders-schildpadden kunnen in de zomermaanden ook tijdelijk in open lucht worden gehouden. In het buiten-onderkomen moeten we de bodem een weinig vochtig houden en schaduwrijke plaatsen voorzien. Het water filteren en regelmatig verversen. Uitwerpselen e.a. verontreinigingen steeds verwijderen. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Panama, Paruguay en Rio de Janeiro | |||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Houdt zich zowel in in de savanne, als in het warme vochtige oerwoud op. | |||||||||||||||||||||||||
Actief | GEDRAG: Het betreft één van de meest actieve soorten landschildpadden. Ze zijn kwiek en bijna altijd wakker, lopen veel rond, waden regelmatig door het water en zijn steeds te vinden om een hapje te eten. | ||||||||||||||||||||||||
Eetlustig | VOEDSEL: Eetlustig! Ze eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Verlekkerd op tomaten en bananen. Naast rauw vlees, komen wormen, slakken en insekten als dierlijk voedsel in aanmerking. Honde- of kattevoer, uit blik of droog - maar dan in water geweekt - wordt ook gegeten. Aan het voedsel geregeld kalk en vitaminepreparaten toevoegen. | ||||||||||||||||||||||||
KWEEK: Het mannetje maakt, met heen en weer gaande kopbewegingen, een uitverkoren vrouwtje het hof. Een paring, welke begeleid wordt door het typische schildpaddengekreun, volgt dan meestal. Het vrouwtje legt vijf tot vijftien bolvormige eieren. In een broedstoof, met de op deze kaart aangegeven temperatuur en vochtigheidsgraad, komen de eieren na ongeveer vier tot vijf maanden uit. Bij het opkweken van de jonge dieren - dit met minimaal - en vitaminerijk voedsel (zoals verse slakken - moet men een hoge vochtigheidsgraad aanhouden en de temperatuur langzaam matigen. Een tekort aan kalk en vitamine D3, bij de opkweek, zou misvorming van het rugschild (bultvorming) veroorzaken. | |||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: Chelonoidis carbonarius kan worden verward met de tot 70cm groot wordende woudschildpad, Chelonoidis denticulatus (Linnaeus, 1766), die met uitzondering van Panama - hetzelfde verspreidingsgebied heeft. C. denticulatus heeft een bruiner gekleurd schild en beperkt zijn natuurlijke leefomgeving tot de dichtbegroeide wouden. |