Photo: Zeynel Cebeci, via Wikimedia Commons, (edit by BBAT), CC BY-SA 4.0
IDENTITEIT: orde: Testudines; familie: Testudinidae. | |||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1785, door Linnaeus, als Testudo graeca, in Systema Naturae 10°Ed. I: 198 | |||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Moorse landschildpad | |||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 25 cm | |||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Bij het wijfje staat het buikschild enigszins bol, bij het mannetje een beetje hol. Mannetjes hebben een langere staart. | |||||||||||||||||||||||||
Buitenterrarium | HOUDBAARHEID: Lijkt gemakkelijk, omdat ze tot voor kort in gans Europa als huisdier gehouden werd. Vraagt veel ruimte, licht en warmte. Een buitenterrarium is voor de zomermaanden onontbeerlijk. Zonnige plaats, met toch enkele schaduwplekjes. Bij te weinig zonlicht: ultra-violetbestraling, vitaminen en kalk verstrekken. Overwinteren in handvochtige turf ot molm, op een donkere en koele (ca. 5°C) plaats. Na het ontwaken een lauw waterbad geven en onmiddellijk voedsel verstrekken. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Zuid-Europa, Noord-Afrika en Klein-Azië | |||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Heuvelachtige heideterreinen, steppen en halfwoestijnen. Van een lichte begroeiing (gras) tot echte bossen. | |||||||||||||||||||||||||
Territorium | GEDRAG: Territoriumbewoner: zoekt steeds weer een vaste stand-, woon- of schuilplaats op. Kunnen, naast een relatief hoge snelheid, ook een vrij hoge ouderdomsgrens (tot 100 jaar) bereiken. Zijn uitermate gevoelig voor koude en tocht. | ||||||||||||||||||||||||
Variatie !! | VOEDSEL: De voeding zo gevarieerd mogelijk: groenten, fruit, insekten, rauw vlees en eieren. Af en toe ook havermout- en griesmeelpap. Steeds drinkwater. | ||||||||||||||||||||||||
KWEEK: Lukt moeizaam. De open lucht bevordert na de winterslaap de paringsactiviteit. Mannetjes kunnen onderling strijdlustig zijn. Als eieren naar willekeur, zonder zorg, worden afgelegd, zijn ze zelden goed bevrucht. Normaal worden twee tot zeven eieren in een 10 cm diepe kuil gelegd. Het incuberen gaat best met de zgn. broedstoof, bij een temperatuur van 22 à 25°C. Na 4 tot 5 maanden komen de ca. 4 cm grote jongen uit. Jongbroed vraagt een droog en licht bodemverwarmd onderkomen. | |||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: De ondersoort Testudo graeca ibera (Pallas) heeft een meer donkere kleurtekening en komt tot in de Balkan voor. Testudo graeca wordt vaak verward met Testudo hermanni, de Griekse landschildpad. Deze soorten vallen onder de wet op de bedreigde diersoorten (C.I.T.E.S.) en worden door de Internationale Conventie van Washington (bijlage CI) beschermd, zodat alle (levende en dode) in ons land voorkomende exemplaren geïnventarizeerd (moeten) zijn. De thans vigerende wetgeving laat toe om in gevangenschap gekweekte dieren te bezitten. Dit is een reden temeer om met dit bestand, ondanks alle moeite die het kost, toch te kweken, zodat Testudo graeca weer meer verspreid kan worden onder de liefhebbers. |