|
IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Scincidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: Lacerta scincoides door White, 1790 in "Journal of a Voyage to New South Wales" P1:242 |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: Blauwtongskink |
|
MAXIMALE GROOTTE: 50-60 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Mannetjes hebben een forsere
kop en dikkere staartbasis dan de vrouwtjes. |
Wordt handtam |
HOUDBAARHEID: Gemakkelijk, mede door zijn grote variatie in voedselkeus. Went gauw aan zijn verzorger en komt direct naar hem toe. Terrarium moet groot, droog en heet zijn. Forse stenen en stevige xerofieten voor decoratie gebruiken. Als bodembedekking droog rivierzand, vermengd met kiezelsteentjes (enkele worden soms gegeten om de spijsvertering te bevorderen). Het gladde uiterlijk wijst op een gravende soort. Daarom een laag van minstens 10 cm aanbrengen. Bodemverwarming kan worden gebruikt in één van de hoeken van de bak (te beveiligen tegen opwoelen). |
|
|
Milieu dag / nacht |
Terrarium dag / nacht |
Kweek |
Temperatuur °C |
25 - 30 / 18 - 20 |
25 - 30 / 18 - 20 |
|
Relatieve vochtigheid % |
|
|
|
Licht |
Zon |
Lampen |
|
|
|
VERSPREIDING: Noord- en Oost-Australië |
|
|
Droge gebieden Cultuurvolger |
BIOTOOP: Verschillende terreintypen. Voorkeur voor droge graslanden met stenen en rotspartijen. Komt ook in iets minder droge streken mèt struikgewas voor. Eén van de weinige Australische hagedissen die regelmatig aan de rand van dorpen en steden te vinden is. Verstopt zich daar onder afval, stukken steen of rotsspleten. |
|
GEDRAG: Op de grond levende soort, die zich in tegenstelling tot haar plomp uiterlijk snel kan verplaatsen over korte afstanden. Heeft een stevig gebit, waarmee hij pijnlijk kan bijten. Bij verontrusting maakt hij een luid sissend geluid, opent de bek wijd in de richting van de belager en toont de kobaltblauwe tong: bluf, om de belager te intimideren. Tamme exemplaren kunnen soms zonder aanwijsbare reden agressief worden, ook ten opzichte van andere terrariumbewoners. |
Alleseter |
VOEDSEL: ln de vrije natuur worden vooral slakken, insekten en kleine gewervelden gegeten, alsmede bessen. Terrariumdieren accepteren ook rauw vlees, ei (rauw en gekookt), meelwormen, banaan appel en ander fruit. Er zijn in gevangenschap blauwtongskinken gehouden die verzot waren op pudding, yoghurt en rijstpap. Experimenteren om de voedselkeus uit te breiden kan geen kwaad. |
Levende jongen |
KWEEK: Het vrouwtje is eierlevendbarend en brengt 10-25 jongen ter wereld, waarover zij enkele uren/dagen doet. Bij de geboorte 13-15 cm lang. Soms bestaat een worp slechts uit 3-4 jongen. Na 1 jaar hebben de dieren ongeveer de helft van hun volwassen lengte bereikt (± 30 cm). |
|
BIJZONDERHEDEN: Kleur, tekening en lichaamslengte komen globaal overeen met die van Acanthopis antarcticus, de doodsadder. Ook de korte poten zorgen voor verwarring, zodat om die reden veel dieren gedood worden. Er zijn 2 ondersoorten: T.s. intermedia of de noordelijke vorm en T.s. scincoides of de oostelijke vorm. Ze verschillen in kleur en de noordelijke vorm wordt ook groter. |