Foto: Herman Struyf
IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Viperidae. | |||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1758, door Linnaeus, als Vipera berus, in Systema Naturae 10de editie. | |||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Adder | |||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: Vrouwtje 70 cm, mannetje 65 cm. | |||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: De grondkleur is geel-grijs-achtig bij het mannetje en bruin-roodachtig bij het vrouwtje. De vrouvvtjes zijn ook opmerkelijk groter. | |||||||||||||||||||||||||
Beschermde soort ! | HOUDBAARHEID: Wildvangexemplaren laten zich uiterst moeilijk houden, weigeren dikwijls voedsel en kwijnen meestal weg. Daarenboven worden ze door de wet (K.B. sept 1980) beschermd. Een adderterrarium, voor één koppel, moet voldoende groot (250 dm3) zijn. Een idaale bodemsamenstelling bestaat uit een mengeling van humusgrond en turf. Bij de inrichting horen: takken, een boomstronk en mospollen. Schuilmogeiijkheden mogen niet ontbreken. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Azië en Europa | |||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Meestal in een vochtig, maar vaak ook in een droog milieu. Op open plaatsen en randen van bossen, spoorwegbermen, hoogvenen en heidevelden. | |||||||||||||||||||||||||
Schemeringsactief | GEDRAG: Vrij schuw, eerder traag en grotendeels bij schemering - maar ook overdag - actief. Behoorlijk giftig. Zeer plaatsgebonden. Bijzonder goed ontwikkelde tastzin. Smaak- en reukorgaan als waarnemingszintuig (Orgaan van Jacobson) versmolten. Doodt zijn prooi met zijn giftanden. De ca. vier maand durende winterrust treedt in bij een temperatuur van 10°C en mag tot iets onder het vriespunt dalen. | ||||||||||||||||||||||||
Knaagdieren | VOEDSEL: Bi] voorkeur kleine warmbloedige dieren, (hamsters, cavia's, ratten en muizen), maar ook vogels, amfibieën, (kikkers) en reptielen (hagedissen). Best s'avonds - op een humane wijze (reeds gedood) - aanbieden. | ||||||||||||||||||||||||
Ovovivipaar | KWEEK: Geslachtsgijpe mannelijke en vrouwelijke exemplaren, respectievelijk vanaf hun derde en vierde levensjaar, hebben een gemiddelde lengte van 42,5 cm. De seksuele activiteit uit zich in het voorjaar, maar kan - naargelang de omstandigheden - ook in hat najaar (tweede periode) vallen. De copulatie is langdurig. Het vrouwtje is overwegend passief. Het mannetje brengt slechts één hemipenis in de vrouwelijke claoca. Een paar kan meermaals na elkaar seksueel actief zijn. Toch zijn adders niet paargebonden. De adder is ovovivipaar en na een bevruchting in staat meerdere jongen voort te brengen. Het vrouwtje werpt 2 tot 22 ca. 15 cm kleine jongen. Deze zijn vlug aan een eerste vervelling toe, de giftandjes kunnen onmiddellijk functioneren. Het grootbrengen gaat probleemloos. | ||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: Adderbeten zijn pijnlijk. Het voor de (volwassen) mens zelden dodelijk gif, geeft verschijnselen die soms na enkele weken volledig verdwijnen. Ondersoorten zijn: - de lberische adder Vipera berus seoaneim (Lataste, 1879) - de Balkanadder Vipera berus bosniensis (Boettger, 1889) - de Schalinadder Vipera berus sachaliensis (Tsjarevsky 1915). Update 2019 - Deze soort komt niet voor op Positieflijst Reptielen Vlaanderen (2018). |