|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Acanthuridae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1775, door P. Forskal, als Chaetodon sohal in Descr. Anim. 1 63. |
|
SYNONIEM: Acanthurus carinatus - Ctenodon rueppellii |
|
NEDERLANDSE NAAM: Zebradoktersvis - Rode-Zee-doktersvis |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 40 cm, in het aquarium 25 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Onbekend |
Sterke soort voor grote aquaria |
HOUDBAARHEID: Zeer goed te verzorgen in aquaria met ruime afmetingen (min. 500 I), ingericht met koraalformaties. Voldoende plantaardige begroeiing is noodzakelijk. Algen worden voortdurend kort afgegraasd. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
8,2 - 8,4 |
|
Totale hardheid °DH |
|
1,022 - 1,024 |
|
Temperatuur °C |
|
25 - 30 |
|
|
|
VERSPREIDING: Endemisch in de Rode Zee - Sterke concentratie rondDahlak archipel. |
|
|
|
BIOTOOP: Riffen in de Rode Zee. Vooral boven tafelvormig koraal zoals Acropora cytherea en Acropora pharaonis |
|
GEDRAG: Bijzonder agressief tegenover soortgenoten en de ongeveer egaal getekende Acanthurus lineatus. Verdraagzamer tegenover andere soorten, die ze evenwel met hun uitknipbaar mes in de staartwortel vrij ernstig kunnen verwonden. |
|
VOEDSEL: Voeden zich in de natuur voornamelijk met algen. In het aquarium wordt vrij vlug allerhande dierlijk voedsel genomen. Ruimt voedselresten op van de bodem. Tijdens de overwenningsperiode alleen voeren met kleine kost. |
|
KWEEK: Onbekend in het aquarium. Plant zich in de natuur voort in groep. De eitjes worden in het vrije water afgelegd. De larve blijft tot ca. 20 mm in open water en keert dan terug naar het rif, waar de metamorfose plaatsvindt. |
|
BIJZONDERHEDEN: |