Anableps anableps
(Linnaeus, 1758)

Anableps anableps
Foto: Luc Coppens

IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Anablepidae.
EERSTBESCHRIJVING: In 1758, door Linnaeus, als Cobitis anableps, in Systema Naturae, Ed. X v. 1: 303
SYNONIEM: Anableps gronovii, A. lineatus, A. surinamensis, A. tetrophthalmus
NEDERLANDSE NAAM: Vieroogvis
MAXIMALE GROOTTE: 15-20 cm
GESLACHTSONDERSCHEID: Mannetjes hebben een gonopodium
HOUDBAARHEID: Verdragen zowel zuiver zeewater als brakkig water. Het bodemzand bij voorkeur aan een zijde laten oplopen tot de waterrand, zodat een bank ontstaat waarop de vissen graag uitrusten. Ondiep aquarium met, boven het wateroppervlak, een vochtig milieu.
DIERENRIJK
Z h XXXIV 07
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH
Totale hardheid °DH
Temperatuur °C 24 - 28 30
Geleidbaarheid µS
VERSPREIDING: Centraal-Amerika en noordelijk Zuid-Amerika
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Kusten van Centraal-Amerika en het noordelijke deel van Zuid-Amerika. Ondiepe, modderige waters, lagunen en riviermondingen - dus meestal brak water. Soms komen ze ook voor in grote aantallen in zoetwaterbekkens dicht bij de kust. Liggen dikwijls op zandbanken te wachten op een prooi of zwemmen actief voor een korte periode. Bij onraad duiken ze naar dieper water, maar keren spoedig terug in de nabijheid van de oppervlakte.
GEDRAG: Wordt weinig gehouden om reden van zijn specialisatie. ls evenwel bijzonder attractief op expo's en in openbare aquaria.
VOEDSEL: lnsekten die zich op het wateroppervlak neerzetten (fruitvliegen), maar ook ander voedsel - zelfs kunstvoer - wordt genomen, op voorwaarde dat het niet onmiddellijk naar de bodem zinkt.
KWEEK: Eilevendbarend. Zuiver zeewater. Het gonopodium van de man kan slechts in één richting gewend worden en bij de vrouwtjes is de geslachtsopening door een schub afgesloten, zodat ze slechts langs één zijde kan benaderd worden. Geringe worpen (2 tot 3 stuks), maar de jonge vissen zijn meteen reeds 30 à 40 mm lang.
BIJZONDERHEDEN: Meteen valt het oog op. De ogen zijn door een huidstrook in twee verdeeld, waardoor de indruk van tweemaal twee ogen ontstaat. Ze zwemmen steeds met het bovendeel boven en het andere deel onder water. Dit onderste deel heeft een boller hoornvlies. Regelmatig duikt de vis voor een zeer korte tijd, waarschijnlijk om het bovendeel te bevochtigen.
Bewerkt door:
Luc Coppens, september 1987
Laatst bijgewerkt op: 21-07-2015
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE