Foto: Harry Voet
IDENTITEIT: orde: Tetraodontiformes; familie: Tetraodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1828, door Rüppel als Tetraodon margaritata in Atlas Reise N. Afrika, Fische:66. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Tetraodon solandri Richardson, 1844; Tetraodon papua Bleeker, 1848; Tetraodon ocellarus Peters, 1855 | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: pauwoogkogelvis | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 12 cm | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: geen | |||||||||||||||||||||||||||||
Niet in het rifaquarium | HOUDBAARHEID: is één van de meest geïmporteerde spitssnuitkogelvissen en is in een "vissen"aquarium vrij goed houdbaar. Voor het lagere dieren aquarium is hij, vanwege zijn voeding, ongeschikt. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Oost-Afrika en de Rode Zee; over Indonesië tot Frans-Polynesië en Zuid-Japan | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: leeft op koraalriffen, in lagunen met verspreide koraalformaties, in zeegras- en wiervelden. Het verspreidingsgebied omvat de Rode Zee, de Indische en de Grote Oceaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
Onderling onverdraagzaam. Vinnenbijters |
GEDRAG: in de natuur leeft deze soort solitair of paarsgewijs. De dieren zijn onderling vrij onverdraagzaam. Slechts in grotere aquaria kunnen meerdere exemplaren van verschillende spitssnuitkogelvissen bij elkaar gehouden worden, mits gezorgd wordt voor veel schuilplaatsen. Tegenover andere vissoorten is deze soort niet of weinig agressief. Ze durven wel bijten in de vinnen van andere vissen. wanneer zij hiertoe de kans krijgen. Gezien de trage zwemwijze is deze soort gevoelig voor voedsel concurrentie, vooral wanneer deze met snelle eters samengehouden wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||
Afwisselend dierlijk en plantaardig voedsel. |
VOEDSEL: in de natuur voedt de vis zich met koraalpoliepen, kleine schelpdieren en stekelhuidigen, kreeftachtigen en algen. Daarom moet in het aquarium gevoederd worden met afwisselend dierlijk voedsel (visvlees; mossel; gamaaltjes; Mysis, e.d.) en plantaardig (algen; sla; spinazie) materiaal. | ||||||||||||||||||||||||||||
KWEEK: in de natuur zetten zij hun eieren af in zandkommen. | |||||||||||||||||||||||||||||
"Kogel"vis | BIJZONDERHEDEN: bij gevaar kan deze soort zich volpompen met water waardoor een scherpe kam op de buik en de rug te voorschijn komt. Bij schrik en uit het water tillen kan hij lucht, opnemen, waardoor het dier niet meer onder kan duiken. De ingewanden, geslachtsorganen en huid bevatten een sterk zenuwgif (tetrodotoxine). |