|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Chaetodontidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1787, door M. Bloch, als Chaetodon collare in Naturgesch. Ausländ. Fische, deel 3 vol 4-6: 116. |
|
SYNONIEM: Chaetodon viridis - Chaetodontops colare |
|
NEDERLANDSE NAAM: Witkraagvlindervis |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 17 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: |
Gemakkelijk te verzorgen |
HOUDBAARHEID: Past zich gemakkelijk aan de aquariumomstandigheden en de toegediende voeding aan. ls een aanrader voor de liefhebbers die met deze toch enigszins moeilijke groep willen beginnen. Een sterke vis die medicatie goed verdraagt en het in gevangenschap meer dan vijf jaar kan uithouden. Deze vis is uiteraard niet geschikt voor het lagere-dieren-aquarium. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
8,0 - 8,3 |
8 - 8,4 |
|
Dichtheid |
1026 |
1022 - 1024 |
|
Temperatuur °C |
25 - 27 |
24 - 28 |
|
|
|
VERSPREIDING: Arabische golf, Indie, Indo-Australische Archipel, Filippijnen. China, Zuid-Japan, Taiwan en de Malediven |
|
|
|
BIOTOOP: Leeft in de nabijheid van koraalriffen, meestal per paar, maar ook in groepen van een twintigtal exemplaren, op een diepte van vier tot vijftien meter. |
|
GEDRAG: Schuchtere maar actieve vis. Rustige zwemmer, die echter een flinke snelheid kan behalen bij het vluchten. Kan in grotere bakken met enkele soortgenoten worden samengehouden, maar onderlinge agressie blijft te vrezen. vreedzaam tegenover andere soorten. |
Alleseter |
VOEDSEL: Heeft in de vrije natuur kleine kreeftachtigen, koraalpoliepen en andere kleine lagere dieren op het menu. Aanvaardt in het aquarium, na een aanpassingsperiode, vrijwel al het aangebodene. Grote brokken worden in één keer binnen geslokt. |
|
KWEEK: |
|
BIJZONDERHEDEN: Worden weleens verward met de soorten C. aureus en C. reliculatus, die eveneens een witte kraag bezitten. NvdR: Chaetodon aureus synoniem van Pomacanthus paru (Bron: William Eschmeyer) |