(Rüppel, 1828)
Foto: A. van den Nieuwenhuizen
Foto: A. van den Nieuwenhuizen
| IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Pomacentrídae. | |||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: In 1828, door W. Rüppel, als Pomacentrus trimaculatus, in Fische des Rothen Meeres, Frankfurt: 39 | |||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: Dascyllus unicolor - Dascyllus niger | |||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: Fluwelen juffertje | |||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: tot 130 mm, meestal slechts 100 mm in het aquarium. | |||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: Moeilijk waarneembaar, doch wanneer zich een koppel vormt is de man altijd duidelijk groter. | |||||||||||||||||||||||||
| Geen problemen | HOUDBAARHEID: Een der gemakkelijkst te verzorgen zeevissen. Past zich onmiddellijk aan in elke bak. Schuilplaatsen voorzien. Ideale vis voor studieaquarium 100 L. met één koppel. Waagt zich zoals anemoonvissen in de zeeanemonen. Kan het een tiental jaar in het aquarium volhouden. | ||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Indische Oceaan, Rode zee en Afrikaanse kust tot Stille Oceaan (Tuamotu archipel), Zuid-Japan tot Sidney-Australië. | |||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: Leeft in lagunes en buitenkanten van koraalriffen. Waterdiepte 1 - 55 m. Verblijft meestal in grote groepen. Meerdere jonge vissen kunnen eenzelfde zeeanemoon bewonen. Oudere dieren leven onafhankelijk van de anemonen. | |||||||||||||||||||||||||
| Agressieve vis | GEDRAG: Kan zeer onverdraagzaam zijn. Maakt zich meester van de hele bak en belaagt zelfs veel grotere vissen. Maakt bij de aanvallen een knorrend geluid, dat tot op enkele meters van de bak te horen is. | ||||||||||||||||||||||||
| Allester | VOEDSEL: ln de natuur dierlijk en plantaardig plankton. Aanvaardt alle soorten voer in het aquarium. | ||||||||||||||||||||||||
| KWEEK: Leggen gemakkelijk af. ln de natuur worden eitjes afgelegd op dood koraal of rotsblokken. Eén mannetje kan eitjes van verschillende vrouwtjes gelijktijdig bevruchten. Het reinigen van de aflegplaats is niet zo intens als bij andere juffertjes. Duizenden eitjes worden afgelegd (20000) en door de man beschermd en verzorgd. Jongen komen uit na 3-4 dagen, maar sterven meestal na de 3° dag (onaangepaste voeding na het verteren van de dooierzak ??) | |||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: De drie witte punten vervagen bij oudere dieren en het gitzwart wordt grijzer. |
