|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Serranidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1963, door Randall, als Chorististium carmabi, in Stud. Fauna Curagao and Caribian Isl. 19 (80): 98. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: Carmabi of Zwitserse wachter (naar de kleding van de pauselijke wacht) |
|
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: onbekend |
Jarenlang houdbaar bij de juiste verzorging |
HOUDBAARHEID: te verzorgen in schaars bevolkt aquarium met andere rustige vissen. ldeaal in lagere dierenaquarium of samen met zeepaardjes; scheermesvissen, e.d. Schuilplaatsen in koraalformaties zijn absoluut noodzakelijk. Zeer gevoelig voor waterverontreiniging. Verdragen geen plagerijen van andere vissen (o.a. Dascylus-soorten). Zeer Iang houdbaar. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
|
|
Totale hardheid °DH |
|
|
|
Temperatuur °C |
24 - 25 |
24 - 25 |
|
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Caribisch gebied en de bahama's |
|
|
|
BIOTOOP: Ieven meestal in grotten of onder overhangende riffen. Moeilijk uit schuilplaats te lokken. |
Vrij schuw |
GEDRAG: wat schuwe soort. Leven meestal solitair. Altijd actief in of vlak rond hun schuilp|aats. Verdedigd zich niet tegen belagers maar verdwijnt voorgoed in de decoratie. In te kleine aquaria soms iets onverdraagzaam tegen soortgenoten. |
Opgelet voor kleine visjes! |
VOEDSEL: kleine kreeftjes, mosselvlees en zelfs vlokkenvoer. Kleine visjes Iaten ze niet voorbij zwemmen. Muil is uitstulpbaar waardoor in verhouding grotere prooien worden verorberd. |
|
KWEEK: weinig van bekend. In tegenstelling tot andere leden van de Serranidae familie die hermafrodiet (tweeslachtig) zijn, zijn Liopropoma-soorten ofwel man ofwel vrouw. Uitwendige verschillen niet aanwijsbaar. Voortplanting waarschijnlijk niet seizoensgebonden, men vindt immers het jaar rond jonge exemplaren. |
|
BIJZONDERHEDEN: L. rubre Poey, 1861 lijkt zeer sterk op deze soort. ls wel lichter van kleur, de vlekken op de staartvin verbonden en een duidelijke donkere vlek op de aarsvin. |