|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Branchiostegidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1802, door B. G. E. Lacepède, als Labrus latovittatus, in Hist. Nat. Poissons III:455. |
|
SYNONIEM: Taenianotus lattovittatus, Malacanthus taeniatus, Malacanthus urichthys, Oceanops latovittata
|
|
NEDERLANDSE NAAM: blauwe tegelvis. |
|
MAXIMALE GROOTTE: 45 cm in de natuur. Blijft in gevangenschap opgegroeid merkelijk kleiner. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: |
Schuilplaatsen. |
HOUDBAARHEID: went vlug en is makkelijk met kleine levende en dode kreeftachtigen aan het eten te brengen. Best is een groot aquarium (1,20 m) met talrijke schuilplaatsen onder koralen of stenen. Een grote zwemruimte is absoluut noodzakelijk. Past niet in een aquarium met lagere dieren. Bij voorkeur niet met agressieve vissen en grotere kreeftachtigen samen houden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
|
|
Temperatuur °C |
|
22 - 28 |
|
Dichtheid |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Indische (id. Rode Zee) en Stille Oceaan. |
|
|
|
BIOTOOP: zelf gegraven holen, in vrij ondiep water (20 tot 60 m), onder koraalriffen en rotsen langs de kust. |
Poetsen niet. Gravers. |
GEDRAG: ze leven solitair of paarsgewijs en zijn slechts agressief t.o.v. soortgenoten. Het zijn verwoede gravers die de bodem constant omwoelen bij het graven van schuilplaatsen. |
|
VOEDSEL: neemt zonder problemen kreeftachtigen, wormen en mossel- of visvlees. Volwassen dieren aanvaarden kleine levende vissen. Nemen vrijwel nooit voedsel op van de bodem. Kunnen omwille van hun voedingsgewoonten, in de natuurlijke biotoop, nooit samen met lagere dieren worden gehouden. |
|
KWEEK: |
|
BIJZONDERHEDEN: de jonge dieren lijken sterk op de poetsvis maar buiten deze gelijkenis niet uit om andere vissen te overvallen. Mogelijk laat het hun toe om van andere vissen voedsel te roven. In de handel aangeboden jonge dieren zijn meestal afkomstig van de Filipijnen.
|