Ophioblennius atlanticus
Valenciennes,1836

Ophioblennius atlanticus
Foto:

IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Blenniidae.
EERSTBESCHRIJVING: In 1836, door M. Valenciennes, als Salarias atlanticus in Hist. Nat, Poiss. Xl: 321
SYNONIEM: Blennophis webbii - Scartichthys atlanticus
NEDERLANDSE NAAM: Roodlip-slijmvis
MAXIMALE GROOTTE: 20 cm, in het aquarium blijven ze wel wat kleiner.
GESLACHTSONDERSCHEID: Met het blote oog uiterlijk niet te onderscheiden. Met een loupe kan men bij het mannetje viezige papillen waarnemen op de 2 anale stekels.
HOUDBAARHEID: Gemakkelijk houdbaar zo de bak een korte algbegroeiing op ruiten en stenen vertoont.
DIERENRIJK
Z h XXXIV 113
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 8 - 8,3 7,8 - 8,4
Dichtheid 1,024 1,022 - 1,028
Temperatuur °C 19 - 27 22 - 25
VERSPREIDING: Oost- en westkust van het tropische en subtropische deel van de Atlantische Oceaan vanaf North Carolina (U.S.A.) over de Caribische Zee, tot de noordkust van Zuid-Amerika Canarische Eilanden, Madeira, Atlantische kust van Noord-Afrika.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Meestal ondiep wegens de nodige algengroei; 0 tot 5 m. In deze zone is de invloed van de Atlantische golfslag uitermate sterk. Eenmaal zag ik er echter ook één op ongeveer 25 m diepte. Steeds op rotsachtige bodem of op de grote rolkeien in ondiep water, de algengroei afgrazend. Slechts uitzonderlijk, en dan enkel jonge exemplaren, aan te treffen in getijpoeltjes.
GEDRAG: Agressief tegenover soortgenoten, andere slijmvissen en sommige (vnl. herbivore) vissen. Ze patrouilleren voortdurend, hier en daar grazend, door hun territoria, steeds solitair. Slechts eenmaal zag ik er twee in elkaars nabijheid grazen, maar of het een paartje betrof of gewoon twee individuen aan de grens van hun territorium, is onduidelijk. Wat meer naar achter in de bek, achter de rij tandjes op de kaakranden, waarmee ze algen afschrapen, staan 2 in verhouding tot de vis enorm lange gekromde priemvormige tanden op de onderkaak. Hiermee kunnen ze bloedige prikken geven, o.a. in de hand die de aquariumruit reinigt, iets wat enkel mogelijk is doordat ze de onderkaak zo ver open krijgen.
VOEDSEL: Korte algen. Op vergeten plekjes opgeschoten draadalgen worden niet genomen. Dierlijk voer werd door mijn vis weer uitgespuwd. Droogvoervlokken daarentegen werden graag genomen.
KWEEK:
BIJZONDERHEDEN: Volgens de gemoedstoestand of de omgeving kan de kleur van de vis veranderen van donkerbruin, met enkele lichtere vlekken op de kop, tot zandkleurig geel met een donker vlekken- of dwarsstrepenpatroon op het lichaam. Bij de vissen waargenomen te Tenerife viel ook de geel omringde donkere oogvlek, net achter het echte oog, meer op dan bij vissen van de overzijde van de Atlantische Oceaan.
Zeer moeilijk te vangen vis: razendsnel; schuilt ook nauwelijks in holletjes, waardoor de vangmethode met een plastic zak en een stokje waardeloos is.
Bewerkt door:
H. Voet, mei 1990
Laatst bijgewerkt op: 25-06-2017
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE