Premnas biaculeatus
(Bloch, 1790)

[Foto van Premnas biaculeatus]
Foto: Harry Voet

IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Pomacentridae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1790 door M.E. Bloch als Chaetodon biaculeatus in "Naturgeschichte der Ausländ. Fische", Berlin 4:11.
SYNONIEM: Premnas epigrammata Fowler, 1904.
NEDERLANDSE NAAM: bruine anemoonvis.
MAXIMALE GROOTTE: ± 15 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: voornaamste onderscheid is bij anemoonvissen de grootte: ze verwisselen nl. van geslacht: grotere exemplaren zijn vrouwtjes, kleinere mannetjes. Verwijder het vrouwtje uit een anemoon, dan wordt het mannetje een vrouwtje en één der jongen, welke in de anemoon geduld wordt, groeit op als functioneel mannetje. Zolang er een geslachtsrijp exemplaar in de anemoon is, wordt de groei van deze jongen onderdrukt.
HOUDBAARHEID: zeer goed houdbaar, ook zonder anemoon. Accepteert ook andere anemonen, zelfs de paardenanemoon (Actinia equina). Acclimatiseert zonder moeite en is niet onderhevig aan ziekten.
DIERENRIJK
Z h XXXIV 69
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH 8,0 - 8,3 7,8 - 8,4
Dichtheid 1,024 1,022 - 1,026  
Temperatuur °C 25 -27 24 - 28  
VERSPREIDING: Indische en Stille Oceaan.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: op koraalriffen, in symbiose men anemonen van de soort Radianthus gelam (Haddon en Shackleton) en mogelijk ook in andere Radianthus-soorten.
GEDRAG: houdt zich steeds op nabij zijn anemoon, waarin hij zich vaak wentelt. Verdedigt een territorium rond de anemoon, met een diameter van ± 60 cm, tegen alle vissen die er indringen. Sterk agressief tegen soortgenoten, indien er geen paarvorming is, en ook tegenover Amphiprion-soorten.
VOEDSEL: in de natuur: plankton en algen.
In het aquarium alle dierlijk voer, levend of uit de diepvries, evenals droogvoer.
KWEEK: behoort, zo al niet reeds gelukt, tot de mogelijkheden. Bij anemoonvissen worden de eieren op een gepoetst plekje naast de voet van de anemoon afgezet en door beide ouders verzorgd en verdedigd tot het uitkomen na 8 tot 10 dagen. Dit gebeurt steeds ´s nachts. De larven verspreiden zich planktonisch, om zich na enige tijd, samen met andere jongen, in een onbewoonde anemoon te vestigen, of als "onderhuurders" bij een volwassen paar. In het aquarium is het opfokvoer voor de eerste dagen een probleem: zelfs Artemia is nog onvoldoende klein.
BIJZONDERHEDEN: waargenomen werd, hoe de vis in het aquarium een groepje paardenanemonen als woonplaats koos en zich in al deze anemonen wentelde, wat betekent dat hij zich tegen de netelwerking van meerdere anemonen tegelijkertijd weet te immuniseren. Jonge dieren bezitten bredere witte dwarsbanden met donkere afboording en zwart in de vinnen. Bij het opgroeien versmallen de dwarsbanden en verdwijnt de zwarte kleur uit de vinnen.
Bewerkt door:
Harry Voet, september, 1984
Laatst bijgewerkt op: 06-07-2010
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE