|
IDENTITEIT: orde: Gasterosteiformes; familie: Syngnathidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1758, door C. Linnaeus, als Syngnathus acus, in Systema Naturae 10 ed.:337. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: Grote zeenaald |
|
MAXIMALE GROOTTE: 40 - 45 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Het mannetje bezit achter de anus een broedbuidel, gevormd uit twee huidplooien, die elkaar in het midden raken. |
Goed houdbaar |
HOUDBAARHEID: Zeer goed houdbaar, ook zonder koeling, op kamertemperatuur. Aquarium inrichten met stenen en wieren. Vreedzaam tegenover soortgenoten en andere vissen, zelfs als die zo klein zijn dat ze door de muil kunnen. Verdraagt ook brak water. Meestal moeilijk aan het eten te krijgen in het begin: dan levende Mysis voeren. Later nemen ze ook niet levend voer. De eerste weken weigerden ze bij ons zelfs alle voedsel, zonder daar schijnbaar hinder van te ondervinden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
8 - 8,3 |
7,8 - 8,4 |
|
Dichtheid |
|
1,026 |
|
Temperatuur °C |
5 - 25 |
10 - 25 |
|
|
|
VERSPREIDING: Atlantische kusten van Europa en Afrika: van de Noorse kust tot bij Zuid Afrika; westelijke Oostzee, Noordzee en Kanaal, Middellandse Zee. |
|
|
|
BIOTOOP: Komt voor op allerlei bodems: tussen stenen, zeewier, zeegras, maar ook op zand- of grintbodems. Ook in riviermondingen, dus in brak water. ln de Oosterschelde, bij hoog water, af en toe in de getijzone aangetroffen. Veel voorkomend in de Grevelingen (vooral jonge dieren). |
Vreedzaam |
GEDRAG: Een rustige vis, die zich op zijn camouflage verlaat, al zwemt hij zeer goed. Voedsel wordt zowel in horizontale als verticale stand opgespoord en opgezogen langs de pipet-achtige muil, zelfs van zowat 4 cm ver. De ogen kunnen altijd onafhankelijk van elkaar draaien. |
Voedselspecialist |
VOEDSEL: Ze jagen enkel achter kleine kreeftachtigen (naar onze ervaring), zelfs zeer kleine vissen worden geweigerd. Ze gaan slechts moeizaam over op in diepvries bewaarde Mysis. Krill werd (bij ons) geweigerd, evenals al het andere voedsel. |
Best mogelijk |
KWEEK: Voortplantingsperiode: april tot augustus (bij ons), maar dit verschilt volgens de breedtegraad. De hofmakerij gebeurt door het vrouwtje, dat nadien haar eitjes in de broedbuidel van het mannetje deponeert. De incubatietijd bedraagt vijf weken, waarna volmaakt gevormde zeenaaldjes uit de broedbuidel vrij komen. |
|
BIJZONDERHEDEN: Ook in brak water planten ze zich voort. ln de Schelde kwamen (komen?) ze voor tot Antwerpen. Worden veel meegevangen door garnalenvissers. |