Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Labridae. | |||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1758 door C. Linnaeus als Labrus pavo in "Systema Naturae", 10de ed.:283. | |||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Julis pavo. | |||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: pauwgirelle; pauwlipvis. | |||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 20 cm. | |||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: man: blauwgroene, wat diagonaal lopende streep net achter
de borstvinnen, aan weerszijden door een rode band geleid - buitenste staartvinstralen
verlengd. Vrouwtjes en jongen: zwarte vlek onder en op het midden van de rugvin - 5 lichter gekleurde dwarsbanden. |
|||||||||||||||||||||||||
HOUDBAARHEID: goed houdbaar - laat zich gemakkelijk verdrukken door agressieve soorten - aquarium inrichten met stenen, Caulerpa prolifera op een niet te dunne zandbodem - laat anemonen met rust - kleine kreeftachtigen zijn niet veilig. | |||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: oostkust van de Atlantische Oceaan, van Portugal tot Zuid-Afrika; Middellandse Zee (niet in het noorden van de Adriatische Zee). | |||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: rotskusten en wiervelden - minder in zeegrasweiden - jonge dieren: steeds in ondiep water, graag boven Cystoseira-wiergordel, net beneden de golfslag - volwassen: meestal dieper (20-30 m) rond rotsformaties. |
|||||||||||||||||||||||||
Rusteloze zwemmers. Jong: scholenvis. |
GEDRAG: zwemmen voortdurend rond - jonge dieren in schoolverband, ook in het aquarium - volwassen dieren in los schoolverband tot solitair en soms onderling agressief - weinig of niet agressief t.o.v. andere soorten - slaapt nachts onder het zand, verdwijnt op een vast tijdstip. | ||||||||||||||||||||||||
Dierlijk voedsel. | VOEDSEL: in de natuur allerlei kleine diertjes: kreeftjes, wormpjes, kleine weekdieren, enz...
In het aquarium: alle dierlijk voedsel, voorkeur Mysis, mossel. |
||||||||||||||||||||||||
Pelagische eieren. | KWEEK: in het aquarium nog niet gelukt. In de natuur paren ze Ôs zomers. De eieren zijn pelagisch, ze drijven doordat ze een oliedruppeltje bevatten. De ontwikkeling duurt 1 à 2 dagen. | ||||||||||||||||||||||||
Kleurwisseling. Geslachtswisseling. |
BIJZONDERHEDEN: kleurenpatroon en staartvorm veranderen bij het volwassen worden, maar ook het geslacht: in hun jeugdkleed zijn ze vrouwelijk, nadien worden ze mannelijk en krijgen het bijbehorende kleurenpatroon. Jongen, tot 4 cm, zouden gelegenheidspoetsers zijn. |