|
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Poeciliidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1908, door C. T. Regan, als Petalosoma cultratum, in Ann. Mag. Nat. Hist. 8 (2):458 |
|
SYNONIEM: Alfaro acutiventralis, Alfaro amazonicum, Petalurichthys cultratus |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: het mannetje kan tot 9 cm, het vrouwtje tot 10 cm uitgroeien. Doorgaans blijven ze in het aquarium zo'n 4 cm kleiner. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: het grotere mannetje is best aan zijn goudgeelgekleurde gonopodium te herkennen. De vrouwtjes hebben kleinere buikvinnen en de aarsvin is verder naar achter ingeplant dan die van het mannetje. |
|
HOUDBAARHEID: vrij eenvoudig houdbare, doch weinig populaire vissoort. Stellen geen bijzondere eisen aan de hoedanigheid van het water, noch aan de inrichting van het aquarium. Vragen een redelijk ruim onderkomen met een tamelijk hoge waterstand. Weinig geschikt als gezelschapsvis. Net als bij de 'Black Molly' Poecilia sphenops "Melanistica" is zouttoevoeging (twee gram per liter) aan te bevelen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
|
|
Totale hardheid °DH |
|
7 - 9 |
|
Temperatuur °C |
|
23 - 28 |
|
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Midden-Amerika |
|
|
|
BIOTOOP: in langzaam tot sterk stromende, maar vrij ondiepe wateren. Aangetroffen in gezelschap van: Priapichthys annectens, Phallichthys amates, Cynodonichthys isthmensis. |
Rover |
GEDRAG: kleine snelzwemmende rovertjes |
|
VOEDSEL: neemt bij voorkeur levend voer |
|
KWEEK:de nogal lange drachtigheidsperiode van de vrouwtjes bedraagt acht tot tien weken, samen met het geringe aantal jongen dat zij voortbrengen is dit meer dan waarschijnlijk de oorzaak waarom deze soort zo zelden wordt gehouden. De jongen kunnen onmiddellijk met Artemianaupliën worden opgefokt |
|
BIJZONDERHEDEN: naast de Midden- Amerikaanse stamvorm, bestaat er ook een kleiner blijvende Braziliaanse vorm |