(Valenciennes, 1846)
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
| IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: In 1846, door A. VaIenciennes, als Cyprinodon iberus in Hist. Nat. Poissons 18:160. | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: Aphanius iberus - Lebias ibericus | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: Spaans of lberisch tandkarpertje, ook wel eens Valencia-tandkarper genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: De mannetjes worden 3 tot 8 cm, de vrouwtjes 4 tot 5 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: Het vrouwtje is minder kleurrijk, doch de kleur is naargelang de locatie erg variabel. Kenmerkend blijft het verschil in de lichaamslengte, de ononderbroken dwarsbanden bij het mannetje en de kleurloze vinnen bij het vrouwtje. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Probleemloos | HOUDBAARHEID: In kleinere aquaria probleemloos houdbaar. De vis vraagt een zonnige standplaats en een lichte bealging. Kan grote temperatuursverschillen, tussen de 10 en 30°C en mits ze geleidelijk ontstaan, verdragen. De samenstelling van het water is van ondergeschikt belang. In de zomermaanden bestaat de mogelijkheid om ze tijdelijk in tuinvijvers uit te zetten. Een dichte randbeplanting is wenselijk. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Europa: Spanje (Barcelona tot Sevilla). Noordwest Afrika: Van Algiers tot Marokko | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: Leeft in zuiver zoet, brak en zeewater aan de kustgebieden van het westelijk deel van de Middellandse Zee. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Levendig | GEDRAG: Beweeglijk. levendig en gezellig visje. Strijdlustig t.o.v. kleinere medebewoners, doch verdraagzaam tegenover soortgenoten. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Levend en plantaardig voedsel | VOEDSEL: Allerlei levend en plantaardig voedsel. Wildvang-exemplaren geven de voorkeur aan Daphnia. | ||||||||||||||||||||||||||||
| KWEEK: In een kweekbakje, met draadalg en planten, wordt bij een verhoogde watertemperatuur gepaard. Dagelijks worden eitjes tussen fijnbladerige bladeren, of tussen de wortels van drijfplanten afgezet. Na ongeveer tien dagen kippen de eitjes. Goed gevoede ouderdieren laten doorgaans het legsel en het jongbroed met rust, doch afzondering geeft meer zekerheid. Na het verbruiken van de dooierzak het klassieke kleine levende opfokvoer meermaals per dag aanbieden. | |||||||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: Verschillende in Spanje levende populaties zouden door Gambusia verdrongen zijn |
