|
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1895 door A. Lönnberg als Fundulus bivittatus in "Oefv. Kungl. S.V. Vet-Akad Förh", 52:190. |
|
SYNONIEM: Aphyosemion bivittatus var. coerulea Meinken, 1930; Aphyosemion bivittatum holly Myers, 1933. |
|
NEDERLANDSE NAAM: glanstandkarper; prachtvaandrager. |
|
MAXIMALE GROOTTE: 65 mm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: mannetjes prachtig gekleurd met hoge rugvin. De vrouwtjes missen deze kleuren maar hebben twee duidelijke lengtestrepen. |
Zacht en lichtzuur water |
HOUDBAARHEID: niet moeilijk, maar eist toch wat aandacht. Een aquarium van 10 l is reeds voldoende voor één koppel. Het aquarium met een flinke beplanting met fijnbladerige planten en drijfplanten inrichten. Wat zachter water verdient de voorkeur. Een donkere bodem en een matige verlichting. Moet kunnen schuilen tussen de planten. Niet te warm houden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
kweek |
Zuurtegraad pH |
5 - 6,5 |
6 - 7 |
6 - 6,5 |
Totale hardheid °DH |
0 - 6 |
4 - 8 |
2 - 6 |
Temperatuur °C |
21 - 25 |
20 - 22 |
22 - 24 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Afrika: van Togo in het westen tot Spaans Guinea in het zuidoosten. |
|
|
|
BIOTOOP: ondiepe, schaduwrijke waters. |
Territoriumbewaker |
GEDRAG: tegenover soortgenoten agressief; ze staan dan met wijd gespreide vinnen tegenover elkaar. Het komt slechts sporadisch tot een echt gevecht. Ook tegenover kleine vissen agressief als ze zijn territorium binnendringen. Nogal onderhevig aan stip. Kan bij goede verzorging 3 jaar oud worden. |
Zeker levend voer |
VOEDSEL: alle soorten levend voer; alleen als hij grote honger heeft zal hij (misschien) droogvoer aannemen. |
Afzetperiode duurt 2 weken Jongen groeien zeer traag |
KWEEK: pas op een leeftijd van ± 1 jaar zijn ze geslachtsrijp. Kweekbak niet te klein gezien de lange afzetperiode. Turf op de bodem, wat fijnbladerige planten. Zetten hun eieren af aan de planten dicht bij de bodem. De eieren hoeven geen droge incubatieperiode door te maken. De jongen komen afhankelijk van de temperatuur, na 14 tot 21 dagen uit. Ze eten onmiddellijk Cyclops en Artemia-naupliën. De jongen groeien traag in vergelijking met andere killi's. |
|
BIJZONDERHEDEN: vrij zeldzaam in de vakhandel. Er bestaan vele ondersoorten en plaatselijke variëteiten. |