Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1911 door G. A. Boulenger als Fundulus walkeri in "Ann. Mag. Nat. Hist.", 8(8):262. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Aphyosemion spurelli, Aphyosemion walkeri, Haplochilus walkeri. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Walkeri's prachttandkarper. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 62 mm. | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: vrouwtje ongeveer zelfde lichaamsbouw als de man. Grijs van kleur, vinnen nooit verlengd en afgerond. Op de flanken en kop rode puntjes. Hierdoor gemakkelijk van andere killivrouwtjes te onderscheiden. | |||||||||||||||||||||||||||||
Turfmolm op de bodem Springers! |
HOUDBAARHEID: probleemloos. Stelt geen eisen aan waterhardheid noch zuurgraad. Toch niet boven 15 °DH en pH 7. Speciaalaquarium is nodig. Niet te veel planten en een zachte, donkere bodem. Veel water verversen. Aquarium goed afdekken. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Afrika: Ghana, Bokitsamijn-Wassa. Ivoorkust, 85 km ten noorden van Abidjan. Ook in zuidoosten van Ivoorkust. | |||||||||||||||||||||||||||||
De afgezette eitjes moeten dus een droge incubatieperiode doormaken | BIOTOOP: tropisch oerwoud. Aangezien F. walkeri meer aanleunt bij de "seizoenvis" dan bij killi's die niet gebonden zijn aan de seizoenregens, zal in zijn biotoop het water de laatste maanden van het droge seizoen opgedroogd zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: eenzaat, onverdraagzaam, felle jager, grote eter, duldt geen soortgenoten, meerdere vrouwtjes voor 1 man. | |||||||||||||||||||||||||||||
Neemt geen droogvoer! | VOEDSEL:levend voer; Daphnia alleen is niet voldoende; moet muggenlarven, Tubifex en enchytraeën krijgen. | ||||||||||||||||||||||||||||
De turf met de eitjes niet vroeger opgieten dan na 4 weken - niet later dan 8 weken. Opgietwater 20 °C. Niet harder dan 8 DH. |
KWEEK: productief. Kweekbakje 30x20x20 cm. Turfmolmbodem 3 cm dik. 1 man 2 vrouwtjes. 14 dagen op kweek laten. Ondertussen water verversen. Man drukt vrouwtje tegen de turf. Turf met de eitjes die er zich in bevinden, handvochtig wegleggen. Opgieten met vers water. Na één uur reeds visjes. Deze hebben geen dooierzak, dus onmiddellijk voeren met Artemia-naupliën. Groeien snel. Na 4 weken kleuren de mannen reeds uit. Na 4 maanden zijn ze volwassen. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: uit de stam van Zuidoost-Ivoorkust is door het vele nakweken een aquariumstam ontstaan. |