|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1969, door Meinken in Senkenb Biol. 50 (1/2):91 |
|
SYNONIEM: Apistogramma roraimae |
|
NEDERLANDSE NAAM: Ramkop cichlide |
|
MAXIMALE GROOTTE: 6 tot 8 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: bij volwassen dieren zeer goed te onderscheiden mannetjes beziten een tweepuntige staartvin die bij de kleiner blijvende vrouwtjes afgerond is |
|
HOUDBAARHEID: gemakkelijk houdbaar in een aquarium dat ingericht werd met vele schuilplaatsen, vraagt helder en zuurstofrijk water |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
4,5 - 6 |
5 - 6,5 |
5 - 5,5 |
Totale hardheid °DH |
0 - 1 |
5 - 10 |
1 - 5 |
Temperatuur °C |
27 - 28 |
23 - 26 |
27 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Brazilië, Columbia |
|
|
|
BIOTOOP: niet met zekerheid bekend, waarschijnlijk worden ze gevonden in het gebied van de Rio Orinooo, Brazilie en Colombia. |
|
GEDRAG: goed samen te houden met andere klein vissen. Tijdens de paartijd verdedigen ze het territorium rond hun broedplaats, alle andere vissen worden dan meestal door beide ouderdieren verjaagd. |
|
VOEDSEL: klein levend voedsel, doch ook diepgevroren wordt graag genomen.
|
|
KWEEK: de kweek is eerder moeilijk, alleen in uiterst zacht water lukt het soms. De temperatuur dient 27 à 28°C te zijn, bij een zuurgraad lager dan 5,5. Het water aanzuren door filteren over turf. Het vrouwtje bewaakt het legsel terwijl het mannetje de broedplaats bewaakt. |
|
BIJZONDERHEDEN: beide ouderdieren leiden het jongbroed door het ganse aquarium op zoek naar voedsel. Typisch voor deze soort zijn de schuine strepen in de onderbuik die bijna altijd goed zichtbaar zijn. |