|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1979, door S. O. Kullander, als Apistogramma macmasteri in Zool. Scripta 8:70 |
|
SYNONIEM: Apistogramma taeniata - A. ornatipinis. |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: 5 tot 7 cm. De mannetjes kunnen dubbel zo groot worden als de wijfje |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: de mannetjes worden veel groter dan de wijfjes, zijn kleurrijker en hebben sterk verlengde vinstralen |
Zacht en zuurstofrijk water |
HOUDBAARHEID: niet zo moeilijk in zacht en zuurstofrijk water. Dit in aquaria vanaf 60 cm lengte, met op de bodem fijnkorrelig grind dat niet te donker hoeft te zijn |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
6 - 7 |
6,5 - 7,5 |
5 - 6 |
Totale hardheid °DH |
1 |
3 - 8 |
1 - 6 |
Temperatuur °C |
25 - 28 |
24 - 27 |
27 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Rio Meta. |
|
|
|
BIOTOOP: hun natuurlijk verspreidingsgebied is Colombia, in de Rio Meta met zijn kleine zijriviertjes, in de omgeving van de stad Villavicencio |
Schuilplaatsen voorzien |
GEDRAG: het zijn nogal schuwe, verborgen levende, vissen die best samen worden gehouden met kleine zalmpjes of andere vissen die de bovenste waterregionen bewonen. Het zijn sterk territoriumvormende dieren. Er dient dus gezorgd voor voldoende schuilplaatsen. |
Levend voedsel |
VOEDSEL: klein levend voedsel, zoals watervlooien, witte en zwarte muggenlarven en Cyclops. Dit kan ook in diepvriesvorm |
|
KWEEK: niet moeilijk in een aquarium met vele schuilplaatsen, onder de vorm van kienhout, cocosnootschalen en allerlei stenen potjes, tussen dichte beplanting. Het water dient zacht, met een pH van 5 à 6 en met een temperatuur tussen 28 en 30 °C te zijn. Het in de broedtijd goudgeel kleurende wijfje zet ongeveer 40, tot soms wel 80, eitjes af die na 5 à 6 dagen uitkomen. De jongen verblijven nog enkele dagen in de broedruimte voor ze uitzwemmen |
Polygame holenbroeder |
BIJZONDERHEDEN: vers uitgekomen Artemia is meestal het eerste en beste opfokvoedsel. Bij deze polygame holenbroeder worden het legsel, de larven en het jongbroed meestal alleen door het fel geel gekleurde wijfje verzorgd. In sterk bezette aquaria kan het gebeuren dat het mannetje ook aan de broedzorg deelneemt. Mannetjes die tijdens de broedtijd de omgeving bewaken, paren ondertussen ook nog met andere kuitrijpe wijfjes |