Bovenaan: mannetje; onderaan: vrouwtje
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1911 door J. P. Arnold als Haplochilus panchax var. blockii in "Wochenschriften für Aquar. u. Terrkd.", 8 : 672. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Panchax panchax var. blockii. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: dwergpanchax; madrassnoekje. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 5 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
Verschillend kleurpatroon | GESLACHTSONDERSCHEID: man: groen iriserende stippenrijen op de flanken en ongepaarde vinnen, aarsvin met oranje boord en spits uitlopend achteraan. Vrouwtje: lichtbruin met lichte buik, vinnen nagenoeg kleurloos op een zwarte vlek op de rugbasis na, aarsvin achteraan met afgeronde rand. | ||||||||||||||||||||||||||||
Gevoeliger Ook voor kleine aquaria |
HOUDBAARHEID: wat gevoeliger dan de andere Aplocheilus-soorten, vnl. voor schimmel. Ook geschikt voor een klein aquarium, liefst goed beplant. Aquarium goed afdekken: springers. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Indië: Oostkust, Sri Lanka. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: stilstaande poelen, overstromingsgebieden en rijstvelden, zwak stromend water. Waarschijnlijk een voorkeur voor wat brak water, doch ook in zacht en zoet water, alhoewel in kleine aantallen. Planten: Bacopa monnieri, Utricularia auria, Nymphaea spec., Salvinia spec. Medebewoners: Rasbora daniconius, Esomus danrica, Oxygaster spec., Rasbora spec. (klein blijvende soort: ± 2-3 cm). | |||||||||||||||||||||||||||||
Bovenste waterlaag Vreesachtig |
GEDRAG: mannetjes verjagen elkaar voortdurend en ook de niet paaiwillige vrouwtjes. Andere vissoorten, zelfs Rasbora maculata, worden met rust gelaten. Zwemmen in de natuur vnl. langs de waterspiegel, doch in het aquarium meestal dieper en tussen de planten, omdat ze nogal schrikachtig zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
Levend voer | VOEDSEL: allerlei levend voer. Graag fruitvliegjes. | ||||||||||||||||||||||||||||
Minder productief Gemakkelijk, ook spontaan Geen eierroof |
KWEEK: niet zo vlot en productief als bij andere Aplocheilus-soorten, alhoewel er ook spontaan jongen opgroeien in het gezelschap van de ouders. Best één man en meerdere vrouwtjes in de kweekbak: er worden niet zoveel eitjes afgezet per vrouwtje en bovendien wordt de mannelijke agressiviteit bij niet paaiwilligheid niet op één vrouwtje toegespitst. Fijn afzetmateriaal gebruiken: turfvezel, mos, enz... Waterhardheid onbelangrijk. Ouders ± 12 dagen in de kweekbak laten: eieren komen uit na 12-14 dagen. Geen eierroof. Eieren kunnen ook uitgezocht worden: hardschalig. Jongen nemen dadelijk Artemia. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: |