Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1846 door A. Valenciennes als Panchax lineatum in Cuvier & Valenciennes, "Histoire Naturelle des Poissons", Paris 18:381. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Aplocheilus affinis, Aplocheilus rubrostigma, Aplocheilus vittatus, Panchax lineatus. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: gestreepte panchax. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 10 cm. | Verschillend kleurpatroon. | GESLACHTSONDERSCHEID: man: is kleuriger; meer "goud" in de flanken; meer rood in de onpare vinnen; indien volwassen nauwelijks dwarsstrepen op de flanken. Vrouwtje met ± 10 cm lengte duidelijke dwarsstrepen. |
|||||||||||||||||||||||||||
Gemakkelijk. Groot aquarium. |
HOUDBAARHEID: gemakkelijk houdbaar. Vragen, gezien hun grootte, een niet te klein aquarium. Zorgen voor drijfplanten (ideaal is Pistia stratiotes) of planten langs de waterspiegel, maar ook voor open gedeelten. Aquarium goed afdekken; springers. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Indië, Sri Lanka(?). | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: rustige laaglandwateren met voldoende plantengroei. | |||||||||||||||||||||||||||||
Bovenste waterlaag. Rustig. Niet de "rovers" waarvoor men ze aanziet. |
GEDRAG: bewoner van de bovenste waterlaag en de waterspiegel. Kan echter ook erg schuw zijn en zich dan dieper tussen de planten verschuilen. Niet bepaald schoolvormer, doch "staat" wel vaak met enkele tezamen. Mannen houden onschadelijke vingevechten. Veelal als "grote rovers" afgeschilderd, doch mits men ze niet uithongert laten ze zelfs guppymannetjes met rust. | ||||||||||||||||||||||||||||
Insecten. | VOEDSEL: alle levend voer, met een voorkeur voor kevertjes, haftlarven, fruitvliegjes en andere insecten. Graag stukjes mosselvlees. Mits gewenning ook droogvoer of voer uit de diepvriezer. | ||||||||||||||||||||||||||||
Zeer eenvoudig, ook spontaan Geen eierroof |
KWEEK: gemakkelijk. Kweken met een koppel of één man met meerdere vrouwtjes. Dagelijkse afzetting in fijn materiaal (fijnbladerige planten, mos, turfvezel, wortelbossen van Pistia stratiotes, enz...). Waterhardheid onbelangrijk. Eieren komen uit na 12-14 dagen, dus dan de ouders uit de kweekbak halen of het afzetsubstraat overbrengen naar een opfokbak. Men kan ook de hardschalige eieren uit het afzetmateriaal zoeken. Jongen onmiddellijk Artemia voederen. In een niet al te bevolkte gezelschapsbak komen ook steeds jongen groot. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: mijn eerste vissen gedroegen zich erg schuw, evenals de eerste generatie nakweek, dit ondanks een goede beplanting. Na een aantal generaties verdween deze schuwheid totaal. |