Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Badidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1822 door F. Hamilton als Labrus badis in "An. Acc. Fishes in the River Ganges", London 1822, 70. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: blauwe baars; blauwe badis. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: man 8 cm, vrouw 6 cm (TL). | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: alleen mogelijk bij volwassen dieren; man is groter, heeft een holle buiklijn en is normaal donkerder; de vrouw is kleiner, lichter van kleur en heeft een volle buikpartij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Delicate vis. Schuilplaatsen. |
HOUDBAARHEID: het is een delicate vis, die wij best in een niet te klein aquarium, voorzien van vele schuilplaatsen, met soortgenoten of per koppel houden. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Indië en Birma; langsheen de golf van Bengalen. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: wijd verspreid. In stilstaand water, tussen planten, wortels en stenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Vreedzaam. Schuw. |
GEDRAG: vreedzaam tegenover andere vissen. Volwassen mannetjes onderling agressief. Zeer schuw bij gebrek aan voldoende schuilplaatsen. Past zich qua kleur sterk aan de omgeving aan. Het kleurpatroon kan ook sterk wisselen al naar gelang de gemoedstoestand. | ||||||||||||||||||||||||||||
Levend voer. | VOEDSEL: alleen klein levend voer. Zeer moeilijk aan diepvries aan te passen. | ||||||||||||||||||||||||||||
Vaderfamilie. Infusie. |
KWEEK: in een aquarium met zeer veel schuilplaatsen wordt er door de man een afzetplaats gekozen, deze wordt door hem met lichaamsbewegingen (schudden) gepoetst. Het kan een hol, een kuil of een opening tussen stenen of wortels zijn. Er worden ca. 100 eieren in groepjes van 20-30 afgezet, de eieren zinken naar de bodem, doch worden door de paaibewegingen van de ouders in 't rond geslingerd en blijven overal aan hangen. Beide partners omstrengelen zich met de geslachtsopening dicht bijeen, net zoals bij betta's geschiedt. Na het afzetten wordt de vrouw verjaagd. Na 45 à 60 uren kippen de eieren. Na het opteren van de dooierzak eten de jongen eerst enkel infuus (raderdiertjes), later micro-aaltjes en Artemia-naupliën. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: er is ook nog sprake van B. b. burmanicus Ahl, 1936 en B. b. siamensis Klausewitz 1957. Het is voorlopig niet te achterhalen of dit goede ondersoorten of regionale varianten zijn. |