Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1822, door F. Hamilton, als Cyprinus ticto in Acc. Fish. Ganges: 314. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Barbus ticto, Puntius ticto | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
Beduidend grootteverschil tussen de ondersoorten |
MAXIMALE GROOTTE: Pethia ticto ticto tot 10 cm, de ondersoort Pethia ticto stoliczkana (Day, 1871) tot 6 cm | ||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Mannetjes iets kleiner, vrouwtjes met dikker buikje. P. t .ticto: mannetjes op de rugvin donkere stippen en vlekken, rode oogiris, licht bruinachtige flank onder de rugvin: vrouwtjes; borstvinnen en aarsvin roodachtig. P. t. stoliczkana: rugvin van mannetjes felrood met zwarte vlekken, bij vrouwtjes ongevlekt en vaag rood. | |||||||||||||||||||||||||||||
- Zeer sterk - Bestand tegen lagere temperaturen |
HOUDBAARHEID: Zeer sterke soort, die ook vrij lage temperaturen voor lief neemt. P. t. ticto is best in een wat grotere bak houdbaar, tervvijl P. t. stoliczkana ook in kleinere aquaria gehouden kan worden. Stelt prijs op een flinke randbeplanting. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Geheel Indië, Birma, Sri Lanka | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Op Sri Lanka aangetroffen in riviertjes welke duidelijk de invloed van een droogteperiode ondergingen: in 3 gevallen stilstaande poelen in een drooggevallen bedding (4de vrij sterk stromend). Duidelijk voedselrijk water in 2 gevallen troebel door watarbloei, talrijke copepoden (uitwerpselen van badende buffels en olifanten ?). Aangetroffen planten: Aponogeton natans, Cryptocoryne spec. elk in een ander biotoop; verder 2 biotopen zonder waterplanten. | |||||||||||||||||||||||||||||
Grazen micro-algen en -diertjes weg |
GEDRAG: Scholenvisje; frequenteert alle waterlagen in het aquarium; knabbelt graag alle oppervlakken af om micro-algen en -diertjes te bemachtigen, doch beschadigt de planten niet. Vreedzaam tegenover soortgenoten an andere soorten. Wel verjagen de mannetjes elkaar van hun favoriete paaiplekje. | ||||||||||||||||||||||||||||
Allesters | VOEDSEL: Dierlijke en plantaardige kost, zowel levend als uit diepvries of als droogvoer. Dit wordt ook aan de oppervlakte en van de bodem gegeten. | ||||||||||||||||||||||||||||
Ook spontaan | KWEEK: Zetten ook regelmatig in het gezelschapsaquarium af, waarbij af en toe jongen erin slagen op te groeien. Kweekbak 40x30x25 cm. Waterhardheid of pH hebben weinig belang. Temperatuur 25°C. Atzetrooster of -mat en turfvezel of javamos als afzetmateriaal. Niet verduisteren. Eitjes uit na 24 uur. Jongen nemen van zodra ze zwemmen Artemia-nauplii als eerste voer. Snelle groei. Resultaat geschat op 250 stuks. | ||||||||||||||||||||||||||||
- Variabel in uiterlijk - 2 ondersoorten |
BIJZONDERHEDEN: Over het uitgestrekte verspreidingsgebied varieert de soort sterk in uiteriijk, zodanig dat de 2 ondersoorten, P. t. ticto en P. t. stoliczkana, (Day, 1869), eerst als aparte soorten werden beschrevan. Talrijke tussenvormen bevestigen echter dat het om éen soort gaat. Komt tot vrij hoog voor, tot in de Iage bergen van de Himalaya, met als minimumtemperatuur 12°C. NvdR: William Eschmeyer spreekt van twee verschillende soorten (Bron: Catalog of Fishes) |