Foto: A. van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: ln 1865, door F. DAY, als Puntius vittatus, in "Proc. Zool. Soc. London" 1865 :303 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Barbus vittatus, Puntius vittatus | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Streepbarbeel | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Volwassen vrouwtjes zijn groter de mannetjes slanker. Bij op Sri Lanka gevangen vissen waren de mannetjes lichtrood gekleurd. | |||||||||||||||||||||||||||||
Sterke soort Bealging is gunstig |
HOUDBAARHEID: Uitermate goed houdbare soort. Liefst in een schooltje houden. Ook geschikt voor een kleiner aquarium. Een dichte randbeplanting en eventueel wat korte bealging op stenen of kienhout worden duidelijk op prijs gesteld. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
* Metingen gedaan op Sri Lanka (20-7-82 tot 6-8-82) te Matugama, Avissawelle, Kitugala, Trincomalee en Negombo | |||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Geheel Indië en Sri Lanka. Pakistan. Malediven (ingevoerd) | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Kleine laaglandriviertjes van 1 à 2m breed, met meestal zwak stromend water, uitzonderlijk echter ook in sneller, stromend water. ln genoemde biotopen (*) aangetroffen planten: Lagenandra ovata, Hydrilla verticillata, Ceratophyllum demersum, Limnophila aquatica, Salvinia spec. | |||||||||||||||||||||||||||||
Grazen algen en micro organismen | GEDRAG: Vreedzaam, zowel onderling als tegenover andere soorten. Knabbelen graag aan allerhande voorwerpen om er de aanslaglaag af te weiden. Planten worden hierbij niet beschadigd. | ||||||||||||||||||||||||||||
Allesters | VOEDSEL: Zowel dierlijk als plantaardig voer, levend, uit diepvries of als droogvoer. Het voedsel wordt ook van de oppervlakte of de bodem genomen. | ||||||||||||||||||||||||||||
Kweekt ook in het gezelschapsaquarium |
KWEEK: Geschiedt spontaan in een zelfs dicht bevolkt aquarium, op voorwaarde dat er een dichte plantengroei is: talrijke jongen groeien in het gezelschapsaquarium op! Vooral naaldgras biedt de jongen grote overlevingskansen: ze houden zich langs de bodem op. Kweekbak: 40x25x25 cm, waterhardheid en pH spelen geen bepalende rol. Zorgen voor een afzetrooster of -mat en javamos als afzetmateriaal. 25 - 30°C. Niet verduisteren. Uitkomen van de eitjes na ± 24 uur. Bij het vrij zwemmen van de jongen: Artemia-nauplii als eerste voer. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: In kleur variabele soort al naar gelang de herkomst. Beste herkenmiddel : donker vlekje op de staartvinwortel en een zwart omrande aarsopening. |